<----- Terug naar de Eeftinck Schattenkerk start pagina

Naar het parenteel van George Schattenkerk Schattenkerk -----> opent in eigen venster

Jacob Schattenkerk (update 31/12/2020)

Jacob (1773-1841) was een zoon van de in Duitsland geboren, in Amsterdam woonachtige houthandelaar Johan George Schattenkerk en Wendelina Eeftinck. Hij trouwt in 1805 te Zwammerdam met de 33 jarige Maria Cornelia Bellij (Belly) (1772 Rio de Demerary- 1845 Zwammerdam.) Maria was een aangenomen dochter van Charles Desbarats (circa 1741-1808) en Maria Catharina Blondel (circa 1758-1815).

Naar informatie over de families Eeftinck, Desbarats en Blondel -----> opent in eigen venster


Fragmenten van de levensloop van Jacob Schattenkerk opgediept uit verschillende archieven:

  • Zijn moeder stierf toen hij 8 jaar was. Van haar zal hij gehoord hebben over haar broer Willem Eeftinck die naar Demerary (nu Guyana bij Suriname) vertrokken was om daar een bestaan op te bouwen. Toen hij 15 jaar was ging hij in opleiding als zeeman bij de VOC. In mei 1788 werd hij als zee kadet (Cadet de Marine)/stuurmansleerling aangenomen op het Schip Zeepaard naar Batavia waarna hij terugkeert naar Amsterdam waarschijnlijk als passagier. In november 1790 vaart hij nu als onderofficier (Sous-luitenant) met De Meerwijk weer naar Batavia en keert in dezelfde functie terug op het schip De Verwachting waarmee hij februari 1794 in Texel met bestemming Amsterdam aankomt. Meer informatie over hem is niet te vinden in de VOC archieven. Maar hij is wel weer naar Batavia gegaan want in oktober 1796 keert hij vandaar terug op het Schip De Grayloud.


    adv. De Oprechte Haarlemmer Courant

    Was dat het einde van zijn loopbaan als zee officier ?

    Mogelijk niet. Er gaat bij de nakomelingen van oudste zoon Charles een verhaal dat hij in de periode na de Franse invasie in 1795 actief is geweest bij het kapen van Engelse schepen. In die tijd werd door de toenmalige overheid in 1796 toestemming gegeven door middel van een kaapbrief voor wat men privateering noemt. Reden : Frankrijk was in oorlog met Engeland en die kaapten Nederlandse schepen en wel vlak bij onze kust. Privateering door Nederlanders eindigde omstreeks 1804 toen de Engelse marine te sterk werd. Bewijs voor het familie verhaal is moeilijk te vinden in de archieven omdat deze onvolledig zijn, voor een deel in Nederland, o.a in het Nationaal Archief, en een ander deel in Frankrijk. Maar ook zijn ze niet volledig ge-indiceert. Een bevestiging dat hij na 1796 gevaren heeft is dat een kleinzoon die hem in 1897 her-begroef op zijn landgoed oud kapitein ter zee liet zetten op zijn gedenkteken. Is dat een fantasie gebaseerd op zijn korte ervaring als zee-officier bij de VOC of hij heeft ook na 1896 nog gevaren, tot kapitein gepromoveers en mischien wel betrokken geweest bij privateering ?? Het is niet uitgesloten maar er is nog archief werk te doen !

    Na terugkomst van zijn reizen zal hij zeker zijn oom Willem Eeftinck, broer van zijn overleden moeder, sinds 1795 in zijn buitenplaats Buitendorp te Zwammerdam wonende opgezocht hebben om kennis te maken en verhalen uit te wisselen.

  • In 1802 overleed zijn vader en later hetzelfde jaar oom Willem. Hij zal als hij in dat jaar in het land was of anders later zijn tante Eeftinck-Bondel opgezocht hebben en zijn hulp aangeboden. In de villa van oom en tante zal hij zijn toekomsige vrouw Maria Bellij (Belly) ontmoet hebben.
  • In mei 1805 een maand na zijn huwelijk adverteert Jacob in de Rotterdamsche courant als kostschool-houder in Buitendorp. Het mij niet bekend of er wat van gekomen is
  • In februari 1806 wordt hun eerste zoon Charles geboren
  • In augustus van dat jaar overlijdt zijn neef Jean Charles Philippe Eeftinck enige kind van de weduwe Eeftinck op 18 jarige leeftijd en noemt hij als troost voor de weduwe ter nagedachtenis van hem zijn in juli 1807 geboren tweede zoon Jean Charles Philippe Eeftinck. Als voornamen wel te verstaan. Dat veranderde in volgende generaties tot de chique klinkende dubbele achternaam Eeftinck Schattenkerk.
  • In 1807 koopt Jacob een huis (nr 37) aan de Rijn ten oosten van een scheepswerf en ten westen van de buitenplaats Withenlust aan wat nu de Molenstraat is in Zwammerdam.
  • In datzelfde jaar koopt hij nog een ander huis met tuinhuis (nr. 41) gelegen aan de Rijn binnen Zwammerdam van Abraham Tim.
  • Eind 1811 wordt Jacob benoemd als loco burgemeester van Zwammerdam.
  •  
     
    Staatkundig dagblad van het Departement
    der Zuiderzee 08-12-1811

  • In 1814 wordt Jacob benoemd als algemeen zaakwaarnemer van zijn tante de weduwe Eeftinck - Blondel en probeert kort daarna de zaken rond de plantage van Eeftinck, Blijgezicht in Demerary in goede banen te leiden door een lokaal beheerteam te benoemen.
  • in 1815 na het overlijden van de weduwe Desbarats-Blondel de adoptiemoeder van zijn vrouw, wordt Jacob executeur testamentair samen met de Amsterdamse koopman Jacques Marc Fraissinet, ervaren in zaken met Demerary.
  • Vervolgens na het overlijden van zijn tante Eeftinck-Blondel in december 1816 wordt haar aanzienlijke erfenis in principe verdeelt tussen Jacob en Barendina Eeftinck zuster van Willem Eeftinck en wordt ook hier Jacob benoemd tot executeur testamentair. Daar boven ontvangt Jacob met zijn vrouw haar deel in de erfenis van de weduwe Desbarats.
  • In 1816 trekt Jacob de beheer-opdracht van de plantage Blijgezicht uit 1814 terug en benoemd een 2de beheerteam.
  • in juni 1817 geeft hij notaris Brack opdracht tot verkoop van het huis(nr. 41) dat hij in 1807 kocht. Eind oktober 1817 verkoopt hij het aan de heer Sierman.
  • In september 1817 koopt hij de bouwmanswoning Bouwlust in Aarlanderveen met een aanzienlijke hoeveelheid grond en de andere helft van de heerenhuizing Buitendorp (# 64) van mede erfgenaam tante Barendina Eeftinck
  • in 1818 word de plantage Blygezicht verkocht door het beheerteam in opdracht van de erven van weduwe Eftink. Mogelijk is daarmee de weduwe Eeftinck-Blondel bedoeld
  • in 1819 koopt hij een heerenhuizing en een bouwmanswoning genaamd Catharina's-lust met aanzienlijke hoeveelheid grond, alles tot aan de Rijn gelegen in de Steekterpolder, van baron van Rheede.
  • In 1820 benoemt hij een zaakwaarnemer voor inning van renten van een hypotheek of hypotheken van een plantage in Demerary afkomstig uit de erfenis van de weduwe Desbarats. Zie hier..
  • De volkstelling van 1826-27 bevestigd dat Jacob nog steeds op Buitendorp (nr 64) woont. Hij is ook eigenaar van de nabijgelegen panden nr 62 die hij verhuurd aan aan een winkelierster en nr 63 aan een tuinman. Zijn buurman op nr 65 is bouwman Leendert Kwakernaak.
  • In 1828 koopt Jacob de vervallen in het begin van de achttiende eeuw gebouwde buitenplaats With en Lust (Withenlust) inclusief het bijbehorende landgoed van de erven Aalburg/Keijzer eigenaars sinds 1817. Ter weerszijden stonden twee houtzaag molens De Akerboom (ten oosten) en de Palmboom (ten westen). Hij vervangt het door een eenvoudiger woning (zie rechts). In 1867 wordt het door de toenmalige eigenaar verkocht aan de "Vereniging van christelijke belangen" onder voorzitterschap van kleinzoon Jacob Eeftinck Schattenkerk. Ook dat huis is inmiddels afgebroken. Het stond ten oosten van de huidige in 1905 gebouwde Gereformeerde kerk aan de Molenstraat. De restanten van de vermaarde tuin met waterpartij aan de rechterkant van de rijksweg zijn nog te zien. De molens werden tussen 1922 en 1927 afgebroken.
  • Afbeelding: Advertentie uit het Dagblad van 's Gravenhage 5 maart 1828 met daaronder een romantisch gekleurde tekening uit het einde van de achttiende eeuw.





  • ook in 1828 zoals al eerder in 1820 geeft hij samen met zijn vrouw opdracht tot het innen van rente van een hypotheek en/of verkoop van een plantage in Demerary. Zie hier..
  • Op 17 juni 1829 verkrijgt Jacob toestemming van de gemeenteraad van Alphen om een mout-rosmolen (door paarden aangedreven) te bouwen bij zijn huis in de Steekterpolder (nr 45) bij het Goudsche rijpad (waar later houtzagerij Herngreen en weer later Vapotherm waren) met een doel om een bierbrouwerij te beginnen. Hij bouwt er een woning voor een meesterknecht en arbeiders. De brouwerij krijgt de naam "De Zwaan" een verwijzing naar het wapen van zijn woonplaats.
  • Hij bouwt in hetzelfde jaar een nieuwe heerenhuizing genaamd Landlust aan de straatweg in de Steekterpolder.
  • Bij de volkstelling van 1829 woont hij er samen met vrouw en jongste zoon Jean C.P.E. en 2 dienstboden. Beide heren geven Brouwer op als hun beroep.
  • Begin 1830 is Jacob gezien de overlijdens advertenties op zijn naam executeur-testamentair van de nalatenschap van tante Barendina Eeftinck. Vermoedelijk erft hij maar dat moet ik nog checken.
  • Op 21 december 1831 geeft Jacob 75 gulden als betaling voor een remplaçant (vervanger voor dienstplicht bij de Zuid Hollandsche schutterij) van zijn brouwersknecht Leemkoel wat hij mogelijk ten dele had ingehouden op diens loon ter bewaring bij notaris Ooijkaas. Om zijn handen vrij maken ?

  • EN DAN ! Op 24 december 1831 laat Jacob bij notaris Ooijkaas officieel vastleggen dat hij hij zeer gekant is tegen het voorgenomen huwelijk van zijn zoon J.C.P. Eeftinck Schattenkerk met Pieternella, dochter van Leendert Kwakernaak en dat zijn zoon dat al meer dan een jaar wist. Dat deze vervolgens zijn vader gedreigd heeft om bij weigering van vaderlijke goedkeuring een gerechtelijke procedure te beginnen. Om verwijdering tussen vader en zoon te vermijden geeft hij hem toestemming om "in Godsnaam" dan maar te trouwen "met wie hij wil".
    Waarom vader Jacob zo gekant was tegen het huwelijk wordt niet duidelijk. Was het een door hem ervaren standsverschil ? Een geloofskwestie ? Of had hij een hekel aan vader Kwakernaak, die zijn buurman was ?

  • Maar het feit dat hij het op de dag voor Kerstmis feitelijk toestemming om te trouwen geeft aan zijn opstandige zoon kan ook een onhandig gebaar zijn naar hem. Die hij hiermee vrijlaat. Heeft hij aan zijn zoon verteld ? Of heeft dit late onbeholpen gebaar niet gewaardeerd ?
  • Er word ondertussen stevig gekletst in het dorp blijkens deze advertentie.



  • Jean lost dat op eigen manier zonder zijn vader op. Het huwelijk vind plaats op 22 januari 1832 niet in Zwammerdam maar in Emmerich bij de "Evangelische Gemeinte" aldaar buiten Nederlandse jurisdictie.

  • Nu heeft Jacob meer dan genoeg van de situatie met zijn ongehoorzame zoon. Hij voelt zich door hem in zijn hemd gezet. Op 5 mei 1832 hij aan notaris Ooijkaas opdracht een aanzienlijk deel van zijn bezittingen te verkopen. Het heeft er alle schijn van dat hij Zwammerdam/Alphen en mogelijk Nederland voorgoed verlaat. Het Duitse huwelijk van Jean en zijn Pietnella wordt op 26 mei ingeschreven in het nabij Zwammerdam gelegen dorp Aarlanderveen.

  • In de aanbieding zijn in volgorde van de akte: Artikel 1/15 In de Steekterpolder heerenhuizing Landlust met koetshuis en stalling, brouwerij de Zwaan met woning voor de meesterknecht en arbeiders, circa 28 bunder grond en bouwmanswoning Catharina's Lust. Artikel 16 en 17 de buitenplaats Buitendorp met tuinmanswoning en circa 9 bunder grond. Artikel 18 en 19 in Zwammerdam Withenlust met tuinmanswoning tuin, bosland en koepel en 5 bunder grond. Artikel 20 in Bodegraven 6 bunder wei en teelland. Artikel 21 In Aarlanderveen bouwmanswoning Bouwlust en tenslotte artikel 22 een boomgaard aan de oude en nieuwe Kerklaan te Zwammerdam.
    De verkoop loopt niet erg goed. bij de finale toewijzing op 22 mei 1832 verkoopt hij alleen de tuin van Withenlust (artikel 19) aan zijn buurman de houtzager Cornelis Corneliszoon Hoogendijk en de boomgaard aan de Kerklaan (artikel 22) aan twee heren De Kanter. In het kadaster staat vermeld dat het huis Withenlust op dezelfde datum ook naar Hoogendijk is gegaan. Ik heb die akte niet kunnen vinden.
  • Het laatste levensteken dat ik in de notariële akten van hem kon vinden is een verkoop van hout in december 1832 door notaris Ooijkaas. Hij regelt dat per brief uit Praag.
     
  • 9 jaar later verhuist Jacob naar Praets bij Emmerich (Waarom Emmerich de plaats waar zijn zoon tegen zijn zin huwde ??) in het aanzienlijke huis Reckenburg . Heeft hij zijn kinderen en kleinkinderen ooit teruggezien ? Hij is toen hij in april 1841 overleed ook in Emmerich begraven. Zijn stoffelijk overschot is meer dan een halve eeuw later in 1897 door zijn kleinzoon (via Charles) Jacob Volkert Schattenkerk herbegraven in zijn landgoed Boschlag in Loil bij Didam. Zie meer ..




    De foto van het veldgraf met bijschrift en de tekening van Reckenburg is overgenomen uit een artikel in Jaarboek oaver Diem 1998


  • Zijn vrouw keert in november van dat jaar per koets terug naar Zwammerdam in het gezelschap van een gezelschapsdame en twee dienstboden.

  • De weduwe Maria Schattenkerk-Belly overlijd 4 jaar na Jacob in 1845.

  • Coll. CBG

  • In 1846 wordt een verdeling van de ouderlijke boedel tussen de twee broers en enige erfgenamen opgesteld door notaris Proos Hoogendijk. Charles verkrijgt bouwmanswoning Bouwlust in Aarlanderveen met land, wegen etc Catharina's-lust in de Steekterpolder met land etc, Russische effecten, een obligatie en het contante geld. Jean Charles Philippe Eeftinck verkrijgt: buitenplaats Buitendorp in Zwammerdam inclusief bijgebouwen land, tuin etc, herenhuis Landlust met een watermolen, een houtzaagmolen met balkgat (=een ondiepe watergang, waarin de voorraad boomstammen van een houtzaagmolen of houtzagerij wordt bewaard), loods, knechtswoningen, land etc in de Steekterpolder te Alphen en enige percelen land in de Vinkenbuurt strekkende uit de Rijn tot aan het burgpad, inclusief een huis. Over brouwerij De Zwaan wordt niet meer gesproken. Waarschijnlijk is deze dan al al opgeheven.


  • Voor Charles Schattenkerk.zie verder

    Voor Jean Charles Philippe Eeftinck Schattenkerk.zie verder

    <----- Terug naar de EeftinckSchattenkerk start pagina

    Behoort bij de genealogische homepage van Henk de Bie: hdebie45.deds.nl/Genea