Klik hier om terug te gaan naar deel 1

Bron: FAdJ

Deel 2 van de familiegeschiedenis de Jongh over generaties 6 & 7 opgeschreven door mijn overgrootvader C.A. de Jongh. 



	
                                                    29
	       6e Generatie
	
	De namen der uit het huwe-
	lijk de Jongh/Raeber geboren tien
	kinderen zijn:
	I Daniel Dzn geboren in 1775 en
	reeds in 1778 overleden.
	II Erdwin Adrianus geboren 20
	maart 1777 en den 16en januari 1800
	gehuwd met met de 21 jarige Theodora
	Jordens. Zij was den 6en mei 1778
	geboren als dochter van het echt-
	paar Med. Dr Gehard Jordens te Haarlem 
	en Hendrika Elisabeth Martens. [*]
	 Van de uit deze verbintenis gebo-
	renen overleden twee kinde-
	ren de beide ouders. Theodora
	Jordens  Overleed den 27en december 1807.
	 Den 4en april (1809) hertrouwde Erd-
	win Adrianus met Emilia A-
	lida Weerts, geboren 6 september 1780 en
	dochter van Mr. Arnold Jacob 
	Weerts en Eva Alexandrina Went-
	holt. Dit tweede huwelijk bleef
	echter kinderloos en Emilia Alida
	Weerts is den 22en october 1832 over-
	leden.
	III Daniel Dzn geboren in 1778 en
	gehuwd met Mary Smith (Branche
	der gebr. John & James de Jongh)

*] Hier vergist de schrijver zich. De ouders van Theodora waren Mr. Coenraad Alexander Jordens en Johanna Wilhelmina Scheltinga. Meer info..>> [HdB]

	

	                                                30
	
	Daniel Dzn is in 1830 gestorven 
	en zijne weduwe overleed  in 1849
	IV Johannes, geboren in 1779. Hij
	trad 4 februari 1819 in den echt met Eli-
	sabeth Maria van Hoytema. Uit 
	hunne echt werden geen kinde-
	ren gewonnen. Zij overleden respec-
	tievelijk in 1857 en 1865.
	V Anna Maria, geboren in 1782
	zij werd de echtgenote van den 
	heer van Oven, welk huwelijk
	kinderloos bleef.
	       Als weduwe hertrouwde zij 
	3 november 1809 met den broeder der
	2e vrouw van Erdwin Adrianus
	Mr. Coenraad Alexander Weerts.
	Haar tweeden echtgenoot schonk
	zij acht kinderen en overleed
	in 1830.
	VI Frederik Johannes , geboren in
	1783 en ongehuwd overleden in 1812
	VII Jacobus, geboren in 178(5) en 
	reeds twee jaar later in 1787 
	overleden.
	VIII Johanna Sophia Lucia, ge- 
	boren 24 februari 1787, werd 11 november
	1810 de echtgenote van Mr. Hen-
	drik Frans van Meurs, bur-
	gemeester van Harderwijk en
	wonende te Hulshorst, uit welk
	
	                                                31
	
	huwelijk drie kinderen werden
	geboren. Mr H.F. van Meurs is
	9 maart 1864 gestorven en zijne
	weduwe Johanna Sophia Lu-
	cia, op ruim 88 jarigen leeftijd
	den 6en april 1875.
	IX Lucia Maria, geboren in 1789,
	huwde voor de eerste maal met
	den heer Hendrik Jan Anthonie
	Kallenberg van den Bosch, uit
	welk huwelijk 3 kinderen wer-
	den geboren.
	   De heer H.J.A. Kallenberg van
	den Bosch overleed in 1823. Zij-
	ne weduwe hertrouwde in 1830
	met Mr. Christiaan Petrus Elisa
	Robidé van der Aa en in 1846 is 
	zij overleden.
	X Elizabeth , welk kind zeer
	jong is gestorven
	
	  Volgens het testament van Da-
	niel Adrzn, berustend met de
	boedelbeschrijving in het oud
	archief der gemeente Rotterdam
	behoorden de broeders Erdwin Adr-
	anus en Daniel Dzn o.a. tot
	de ex(e)cuteurs testamentair. 
	   De Rotterdams(ch)e Kopermolen
	kwam in handen der zoons van
	Daniel Adr.zn en geraakte daar
	
	                                                32
	
	na in het uitsluitend bezit van
	Johannes, den lang levenden
	der broeders.
	  Met Elisabeth van Hoytema
	zijne echtgenote waren zij de
	laatsten der famille de Jongh
	die er hebben gewoond.
	  In 1834 of 35 werd de Koper-
	pletterij, welke met verlies werk-
	te gestaakt. Johannes reeds op
	leeftijd komende was beslist
	ongeneigd om ter verkrijging
	van betere resultaten de plet-
	terij te laten voorzien van door
	stoom gedreven werktuigen, het-
	geen trouwens wegens de grote
	concurrentie reeds jaren te voren
	had dienen te geschieden.
	  Geen kinderen hebbende en
	overigens het buiten met ge-
	noegen bewonende was Johan-
	nes evenmin geneigd om het
	bouwplan van wijlen zijn vader
	te doen uitvoeren hetgeen zeer
	begrijpelijk is.
	     Meer gevoelde hij voor
	landbouw en heeft dan ook
	nog veel aan de bezitting ver-
	beterd door gehele streken zan-
	derigen en moerassigen grond
	in bos en weiland te herscheppen.
	
	                                                33
	
	Zeer mild van aard zijnde, de-
	den de echtelieden veel op philan-
	tropisch gebied en waren een ze-
	gen voor de armen in den omtrek.
	Algemeen geacht en betreurd
	zijn beide ten grave gedaald.
	      Nadat de weduwe van Jo-
	hannes in 1865 was overleden
	kwam de bezitting in handen
	van vier neven van Hoytema en
	ten slotte werd de heer Aleid
	J. van Hoytema er de enige ei-
	genaar van.
	      Laatst genoemde richtte er
	een luciferfabriek op welke la-
	ter vervangen is door een inrich-
	ting voor houtbewerking.
	 Zeer goed onderhield de toen-
	malige eigenaar het buiten
	waar hij met zijne vrouw en
	kinderen vele zomers aange-
	naam doorbracht.
	    In mei 1887 overleed de heer
	Aleid J. van Hoytema en het
	daarop volgende jaar verkocht
	zijne weduwe de bezitting
	aan de heer van der Lee.
	  De naam werd toen veran-
	derd en de vroegere Rotterdams(che)e
	Kopermolen heet nu Eikenhorst.
	   Thans worden er cementwerken

Het landgoed heet tegenwoordig weer 'Rotterdamse Kopermolen' Meer info..>>

   
                                            34
	
	van allerlei aard gefabriceerd.
	           Erdwin Adrianus, na het 
	overlijden in 1778 van zijn broeder
	Daniel Dzn de oudste zoon behoor-
	de evenals zijn voorouders tot den
	handelsstand en bleef te Rotter-
	dam gevestigd.
	        Volgens het werk "Bronnen
	voor de geschiedenis van Rotterdam
	van den heer Unger was hij er tevens
	lid van den raad der vroedschap
	en in verschillende functies werk-
	zaam zoals schepen, commissa-
	ris van de wisselbank lid van
	het tribunaal de commerce enz..
	    Na het vertrek in 1795 van
	onzen stadhouder prins Willem
	V naar Engeland en gedurende
	de daarop volgende Franse over-
	heersing in ons land welke Na-
	poleon I ten slotte in 1810 aanlei-
	ding gaf om Nederland bij Frank-
	rijk in te lijven bleef Erdwin Adri-
	anus een trouw aanhanger
	van het huis van Oranje het-
	geen ook kan blijken uit het vol-
	gende historische feit:
	    Eenigen tijd voor de komst van
	den prins van Oranje (Later koning
	Willem I) in het vaderland (30 november
	
	                                                35
	
	1813) ondernam de Rotterdamse
	advocaat Mr. Francois Fretz van
	Scheveningen uit een zending
	naar Engeland. Bespreking
	met den heer J.F. van Hogendorp
	burgemeester van Rotterdam
	en overleg met den heer Karel
	Gijsbert van Hogendorp te 's Graven-
	hage was aan den zending vooraf
	gegaan.
	   Te Rotterdam teruggekeerd
	trachtte de heer Frets de stedelijke
	regering van de noodzakelijkheid
	te overtuigen om een fonds op te 
	richten voor de mannen der Rot-
	terdamsche landmilitie.
	   In de " Rotterdamse Historie-
	bladen " het reeds genoemde werk 
	der heren Scheffer en Obreen komt
	over deze gebeurtenis een opstel
	voor van dien zelfden advocaat
	François Frets hetwelk (..)
	getiteld is : "Herinneringen aan
	november 1813" en waarin de
	volgende treffende verklaring is 
	vermeld.
	  "Zoude men geloven kunnen
	dat op de eerste aankondiging
	wegens een op te richten fonds
	voor de mannen der Rotterdamse
	landmilitie de stedelijke regering
	
	                                                36
	
	(.............................)
	 (........) aan mij haar ongenoegen
	liet blijken en uitdrukkelijk haar
	spijt te kennen gaf daarin niet
	vooraf gekend te zijn wanneer
	zij mij zeker iets dergelijks zouden
	hebben ontraden."
	  "Zoude men kunnen geloven
	hoezeer dit bijna de eerste daad
	van consequentie was dat nie-
	mand harer leden voorzover
	zij zich actief gedroegen en in de 
	vergadering ten raadhuize ver-
	schenen in dit fonds heeft deel-
	genomen, uitgenomen de heer
	Erdwin Adrianus de Jongh die
	zich zelf met de mede adminis-
	tratie heeft gecharcheerd."
	
	  Naast zijne ambtsplichten als
	lid van den raad der Rotterdamse
	Vroedschap maakte Erdwin Adri-
	anus zich no(g) in andere be-
	trekkingen verdienstelijk. Zo 
	was hij door Koning Willem I be-
	noemd tot lid der Evangelisch Lutherse
	synode en behartigde in die hoe-
	danigheid de belangen zijner ge-
	loofsgenoten.
	      Voorts was hij een ernstig beoe-
	fenaar van kunsten en wetenschap-
	
	                                                37
	
	pen, terwijl hij ook op historisch
	gebied opmerkenswaardige ar-
	beid heeft verricht.
	  Zijn werkzaam leven eindig-
	de op 56 jarigen leeftijd. Hij over-
	leed in Rotterdam den 25en september
	1833 ten zijnen huize, 't welk gele-
	gen was aan het "Nieuwe Werk",
	wijk U No. 55
	
	   Het geschiedkundig werk der
	heren Scheffer en Obreen deelt het
	volgende mede betreffende zijne
	nalatenschap:
	 "Bij zijn dood liet de heer Erd-
	win Adrianus de Jongh ene be-
	langrijke bibliotheek na die den
	2en en 3en december 1833 in het open-
	baar verkocht werd, blijkens den
	gedrukten catalogus, waarvan een
	exemplaar voorhanden is bij Frede-
	rik Muller boekverkoper te Am-
	terdam, die ons in de gelegenheid
	stelde daarvan inzage te nemen.
	    Hieruit muntte vooral uit de op
	pagina 20 van dien catalogus uit-
	voerig beschreven "Atlas van de Va-
	derlandse Historie", gerangschikt
	volgens Wagenaar's geschiedenis
	en het vervolg in achtien por-
	tefeuilles.
	
	                                                38
	
	Hij moet een man van veel lief-
	hebberij geweest zijn, blijkens
	eigenhandig door hem vervaar-
	digde beredeneerde registers
	die bij dezen atlas gevoegd waren
	en waarin de spotprenten van de
	politieke verwikkelingen in 1780-
	1787 en van het tijdvak 1813-1814
	door hem niet slechts beschreven
	maar ook door hem verklaard zijn.
	       Deze gehele atlas werd aange-
	kocht door den bekenden verzame-
	laar van Nederlandse geschied-
	kundige prenten Dom. J.J. van
	Voorst die hem de 29en en 30en 
	november 1858 door den gemelden
	boekhandelaar Frederik Muller
	te Amsterdam weder in het open-
	baar deed verkopen.
	   Vreemd komt het ons voor al-
	dus luidt het artikel verder dat
	van beide kunstliefhebbers {zie
	ook bij Daniel Adrzn}, vader en 
	zoon,  met geen enkel woord wordt
	melding gemaakt in de werken
	van de heren Immerzeel of Kram.
	  In de "Algemene Kunst en Letter 
	Bode" zowel van 1810 als van 1833
	hebben we mede niets omtrent
	beide verzamelingen vermeld
	gevonden.
	
	                                                39
	
	Tot de nalatenschap van wijlen E.A.
	de Jongh, behoorden geen andere onroe-
	rende goederen dan 4 graven , de 
	No.'s 32, 33, 150 en 259 allen gelegen
	op den trans in de grote of St. Lau-
	renskerk te Rotterdam welke goe-
	deren bij verschillende in 1810 geslo-
	ten notariële acten in zijn bezit
	waren gekomen.
	 {Begraafplaatsen onzer voorouders}.
	Een onderzoek 't welk ik in de St.
	Laurenskerk verrichtte naar deze
	eigendommen heeft maar gedeel-
	telijk aan mijne verwachtingen
	beantwoord daar slechts één der
	graven werd gevonden.
	  Mijn geleider verklaarde dat
	de 3 overige graven waren overbankt
	hetgeen zeggen wil dat sedert het
	begraven in de kerk had opgehou- 
	den, grote zitbanken op de grafste-
	nen waren aangebracht ten dienste
	van de bezoekers der godsdienst oe-
	feningen
	Daar het niet aanging om de zitbanken
	te doen verplaatsen wegens gebrek aan
	ruimte daartoe, moest verder onder-
	zoek worden gestaakt.
	   Wel bezichtigde ik nog het inderdaad
	prachtige koperen hek van welk sieraad
	bij de 2e generatie mededeling is gedaan.
	                                                40
	
	             7e generatie.
	
	De namen der beide kinderen uit het 
	huwelijk de Jongh/Jordens die hunne
	ouders overleefden zijn:
	I Lucia Wilhelmina, die in 1800 is ge-
	boren en de echtgenote werd van den
	heer Willem George Frederik van Heems-
	kerk. Zij overleed in 1850 terwijl de
	heer van Heemskerk in 1865 is gestor-
	ven.
	II Coenraad Alexander, geboren den 
	12en Januari 1803. Den 12 januari 1837 huwde
	hij voor de eerste maal met Johanna
	Henriëtte Wilhelmina van Heemskerk. 
	Zij was 14 dec. (1806) te 's Hertogenbosch
	geboren en het enig kind der echtelie-
	den Stephanus Wilhelmus Frederikus
	van Heemskerk en Maria Henriëtte 
	Deamen.
	 Deze verbintenis was van korten 
	duur.  Reeds den 15en januari 1840 overleed
	zij te Samarang. Ook de beide uit dit
	huwelijk geboren kinderen zijn jong

* De naam is van Heemskerck met ck [HdB]

	
	
	                                                41
	
	gestorven.
	Als kinderloos weduwnaar hertrouw-
	de hij den 6en dec. 1843 te Samarang met
	de op dien dag juist achtienjarige
	Augusta Carolina Gehne, dochter
	van Karel Frederik Gehne en zijne echt-
	genote Sara Hester Klamberg.
	  Uit dit tweede huwelijk werden ne-
	gen kinderen gewonnen.
	
	Overeenkomstig zijn eigen verlan-
	gen werd Coenraad Alexander op-
	geleid voor de rechterlijke macht.
	Reeds op 22 jarige leeftijd had hij 
	de vereiste studiën aan de hoge-
	school te Utrecht volbracht en vestig-
	de zich als advocaat te Antwerpen,
	ook als advocaat van Het Domein.
	Voorts was hij aldaar ingedeeld als
	luitenant bij de schutterij.
	De zeer gespannen verhouding die
	van lieverlede met de Noordneder-
	landse gewesten was ontstaan en
	de daaruit voortvloeiende ern-
	
	                                                42
	
	stige verwikkelingen noopten hem,
	na gevraagd en verkregen eervol
	ontslag uit den schutterlijken dienst,
	in november 1830 naar Rotterdam
	terug te keren.
	 Te Rotterdam werd hij als 1e lui-
	tenant bij de mobiele schutterij inge-
	deeld, maakte in dien rang de tien
	daagse veldtocht tegen België mede
	(2-12 augustus 1831) en werd wegens
	zijn daarbij betoond schitterend mi-
	litair gedrag door Koning Willem I
	benoemd tot ridder der Militaire
	Willemsorde, terwijl ook het meta-
	len kruis hem werd toebedeeld.
	Nadat zijn vader de 25en septem-
	ber 1833 was overleden oordeelde
	hij het raadzaam om als rechter-
	lijk ambtenaar in Nederlands-
	Indischen staatsdienst over te gaan.
	Het volgend jaar legde hij met suc-
	es het dusgenaamd groot ambte-
	naars examen af en vertrok in No-
	vember 1834 naar Ned. Oost Indië.
	
	                                                43
	
	Gedurende ruim acht en twintig
	jaar is hij als zeer ervaren rechter-
	lijk ambtenaar in Ned. Oost Indië
	werkzaam geweest en maakte er
	zich voorts in tal van andere be-
	trekkingen verdienstelijk.
	
	Een waardevol souvenir van 
	zijn verblijf in Ned. Oost Indië, in het
	bezit onzer famille berust 
	bij mijne oudste zuster
	Carolina, thans wonende in Span-
	je te Barcelona.
	Dit aandenken werd hem geschon-
	ken door Generaal Karel Bernard
	Hertog van Saksen Weimar, die van
	16 april 1849 tot 15 december 1857
	commandant van het Ned. Indi-
	sche leger is geweest en bestaat uit
	een klein fraai gouden beeldje dat
	op het hoofd een aparte sigaren asbak-
	je draagt en met beide handen steunt.
	Met het geschenk van den Hertog ont-
	ving hij tevens diens goed gelijkend
	
	                                                44
	
	portret in salonformaat waarop een 
	vriendelijk en door den Hertog onder-
	tekende groet voorkomt.
	
	In het rechtskundig tijdschrift
	"Het recht in Nederlands-Indië" is
	zijn eervolle loopbaan tot hij in 1863
	naar het vaderland terugkeerde al-
	dus beschreven:
	"Meester Coenraad Alexander
	de Jongh was in 1825 aan de hoge-
	school te Utrecht tot doctor in de bei-
	de rechten gepromoveerd. Na verde-
	dediging ener dissertatie: de pactis
	praesertum secundum juris na-
	turalis principia.
	"Hij vestigde zich te Antwerpen
	als advocaat en oefende ge-
	durende een vijftal jaren ook als
	advocaat van het domein de rechts- 
	practijk uit."
	"Maar toen de Belgische onlusten
	uitbarsten gaf ook hij gehoor aan
	den roepstem van den koning die
	
	                                                45
	
	zijn Nederlands volk opriep tot den
	krijg en hij verliet de rechtzaal waar
	hij zo menigwerf de rechten zijner
	medemensen had verdedigd met
	pen en woord om de rechten van
	het vaderland te helpen handha-
	ven met het zwaard."
	"Op 17 november 1830 werd hij
	op zijn verzoek eervol ontslagen
	als 1e Luitenant bij de schutterij
	in Antwerpen en in dien zelfden
	rang geplaatst bij het eerste ba-
	tallion der mobiele schutterij van
	Rotterdam en gedurende den tijd
	dat de eerste van den dienstdoende
	schutterij mobiel zoude zijn toe-
	gevoegd aan den staf van den Kolo-
	nel, later generaal majoor des Tom-
	bes, kommanderende de eerste
	brigade der tweede divisie In-
	fanterie."
	" Als zondanig werd hij wegens zij-
	nen bij Ravels en bij den Ijzerberg
	bij Leuven betoonden moed, gede-
	
	                                                46
	
	coreerd met de Militaire Willems-
	orde 4e klasse."
	" Na ook gerechtigd te zijn verklaard
	tot het dragen van het metalen kruis
	verkreeg hij bij koninklijk besluit
	van 23 october 1834 een eervol ont-
	slag uit zijne militaire betrekkin-
	gen en begaf zich naar Indië ten-
	einde aldaar den staat in burger-
	lijke betrekkingen te dienen."
	"Op 23 februari 1835 kwam hij 
	voorzien van het radicaal van Oost-
	Indisch ambtenaar te Batavia aan."
	"Bij gouvernementsbesluit van
	22 september 1835 werd hij provisio-
	neel belast met de functies van secre-
	taris en fiskaal bij de rechtsbank
	van omgang in de Westerafdeling
	van Java. Bijna een jaar later werd
	hij benoemd tot lid in den raad
	van Justitie te Samarang. Op 12
	maart 1837 in dien te Batavia. Op
	13 februari 1838 tot omgaand rechter
	in de Westerafdeling. Drie maanden
	
	                                                47
	
	later tot fiskaal bij den Samarang-
	se raad. Op 15 januari 1839 tot
	president van die rechtbank. Op
	6 september 1850 tot president van den
	Raad van Justitie te Batavia en
	op 27 december 1851 tot vice-president
	van het Hooggerechtshof in Neder-
	lands Indië."
	"Ook in andere geheel honorifie-
	ke betrekkingen diende hij het gou-
	vernement met ijver en nauw-
	gezetheid. Zo was hij geruimen
	tijd commandant der Sama-
	rangse schutterij, president van
	het gereformeerd weeshuisbestuur
	te Samarang, lid van de subcom-
	missie van onderwijs aldaar, pre-
	sident der hoofdcommissie van
	onderwijs, lid van een commissie
	van strafwetgeving, fungerend pre-
	sident der zogenaamde commissie
	van revisie ingesteld bij het regle-
	ment op het beheer van 's lands
	geldmiddelen."
	
	                                                48
	
	"Zijn benoeming tot ridder der
	orde van den Nederlandsen Leeuw
	in 1857 mocht hem  een blijk zijn dat
	de regering zijne verdiensten op prijs
	stelde."
	"Hij was een trouw, verdienstelijk
	ambtenaar, een gemoedelijke, recht-
	vaardig rechter en daarbij getuige
	zijne uitgave van het Nederlands Indisch
	burgelijk wetboek met aanteke-
	ningen (in 1857) voortdurend een
	ijverig beoefenaar van de rechts-
	wetenschap.
	"Geacht door allen die hem kenden.
	Betreurd door velen verliet hij,
	na ruim acht en twintig jarig onaf-
	gebroken verblijf in deze gewesten, op
	den 1en maart 1863 Java."
	"Moge de rust in het dierbaar va-
	derland hem zacht zijn en hij 
	nog vele jaren gelukkig en gezond
	zich kunnen wijden, gelijk hij
	het wenste aan de opleiding en
	vestiging van zijn dierbaar kroost."
	
	                                                49
	
	Na in 1863 in het vaderland te zijn
	teruggekeerd, vestigde hij zich met-
	terwoon in Utrecht. In die stad ver-
	leende hij krachtig medewerking
	en steun aan verschillende instel-
	lingen op zedelijk en menslievend
	gebied. Zo was hij geruime tijd
	een ijverig lid van de vereniging
	tot zedelijke verbetering der gevan-
	genen. Ook de belangen der Evan-
	gelisch Lutherse weeskinderen be-
	hartigde hij als bestuurslid van
	het betreffend weeshuis.
	Nog tien jaar mocht hij gespaard
	blijven voor zijn gezin. Zijn welbes-
	steed leven eindigde in den ouder-
	dom van ruim 70 jaar. Hij over-
	leed den 28en mei 1873. Zijne wedu-
	we ontsliep ruim 66 jaar oud zijn-
	de den 8en april 1891.
	Beider overschot is bijgezet te Utrecht
	in het aan onze famille toebehorend
	graf No. 58 gelegen op het oude gedeel-
	te van het kerkhof buiten de Tolsteeg-
	
	                                                50
	
	poort in welk graf reeds hunne
	jongste dochter, Lucia Wilhelmina
	{overleden den 7en januari 1868} rustte.
	Hunne oudste dochter Henriette
	was nog zeer jong zijnde te Samarang
	gestorven. De zeven overige kinde-
	ren overleefden hen.
	


*)	Hier eindigt de familiegeschiedenis door C.A. de Jongh. 
	Een  stuk over de volgende generatie is in 1948 toegevoegd
	door mijn grootvader Karel de Jongh 

	8e generatie:
	Uit het huwelijk de Jongh Gehne zijn 
	9 kinderen geboren:
	I Karel Adriaan, geb[oren] 15 juni [=juli HdB] 1844 
	te Semarang. Hij studeerde te Utrecht
	in de rechten en trad na voltooing
	van zijn studie als rechterlijk ambt-
	tenaar in Nederlandsch Indische 
	staatsdienst. Karel is gehuwd ge-
	weest met Kristina van der Chijs,
	die vrij jong in 1894 te Breda over-
	leed zonder haar man kinderen 
	na te laten.
	Karel overleed in 1914
	te Brussel
	II Henriette, geb[oren] 1845 te Semarang
	en aldaar op jeugdige leeftijd over-
	leden.
	III Caroline, geb[oren] 1846 te Semarang 
	Zij huwde met Louis Koester, geb[oren]
	1833 (die wijnhandelaar was in
	Cette, Frankrijk). Na het overlijden
	van haar man vestigde zij zich in
	Barcelona, waar zij op hoge leeftijd

	is overleden. Uit dit huwelijk
	is geboren Adeline, geb[oren] 6 mei
	1876 te Cette. Adeline leeft thans
	(1948) nog en voorziet te Barcelona
	in haar onderhoud door het geven
	van lessen in zang en Frans.
	IV Donald, in 1847 geboren te Ba-
	tavia [=Semarang HdB]. Don had in in Batavia een
	wijnzaak. Hij is aldaar in 1902
	overleden. Hij is niet gehuwd 
	geweest.
	V Augusta Alexandria, geb[oren] 1850
	te Batavia. Guus is gehuwd ge-
	weest met Alexander Nie-
	meyer. Zij waren gevestigd in
	Cette, alwaar uit hun huw-
	lijk twee kinderen zijn ge-
	boren, Maquerite (Maggie)
	10 juni 1884 en Albert, 29 sep-
	tember 1887. Beide kinderen
	zijn gehuwd, Maggie met een
	ingeneur, Jozeph Spiess en 
	wonen vermoedelijk nog steeds
	te Parijs.

	VI Theodora Catherina, in
	1852 geboren te Batavia. Dorine
	is gehuwd geweest met Adolf
	Koester (1840-1905). Het huwe-
	lijk is kinderloos gebleven.
	Dorine is op hoge leeftijd nog
	naar Holland gekomen en is 
	+ - 1920 te Rhene overleden
	VII Coenraad Alexander 
	waarover straks meer.
	VIII Lucia Wilhelmina, geb-
	ren in 1855 te Batavia en in
	1868 te Utrecht gestorven.
	IX Johan, geb[oren] in 1857 te Bre-
	da. Johan is niet gehuwd ge-
	weest en is in 1893 te Magelang
	gestorven.
                 	-------
	Coenraad Alexander is
	den 25 september 1853 te Bata-
	via geboren maar vertrok reeds 
	jong met zijn moeder, broers en
	zusters naar Nederland (Bre-
	da), zodat hij in Nederland
	
	opgroeid hoofdzakelijk in Utrecht
	waar zijn vader zich na zijn pen-
	sionering in 1863 vestigde.
	Alex trad in 1871 als soldaat
	in dienst bij het instructie-
	bataljon te Kampen en werd
	10 juli 1876 benoemd tot 2e lui-
	tenant en ingedeeld bij het
	6e regiment infanterie te Bre-
	da. Daar de vooruitzichten
	in Nederland minder gun-
	stig waren verzocht hij om de-
	tachering bij het Nederlandsch
	Indisch leger en zo vertrok hij
	den 20 november 1880 per s.s.
	Madoera naar Indie waar hij
	al spoedig werd bevorderd
	tot 1e luitenant en den 30 juni
	1881 ..... overging naar
	het Ned. Ind. Leger
	Aan boord van de Madoera
	Leerde hij kennen de weduwe
	Constance Antoinette Maria
	Louise Hagedoorn, geboren de

	de Brauw. Antoinette was den 10 oc-
	tober 1852 te Palembang geboren
	uit het huwelijk van den beken-
	den Indischen generaal C.A. de
	Brauw en Elisabeth Maria van
	Heemskerk van Beest. de beide
	kinderen uit haar eerste huwe-
	lijk waren toenmaals al overle-
	den. Alex en Antoinette traden
	den 1 october 1881 te Meester Corne-
	lis (bij Batavia) in het huwelijk
	getuigen waren luit. kolonel
	der infanterie Visser, Don (broer)
	van Alex en Derk Rolandus Ha-
	gedoorn (zwager van Antoinette.
	De vele overplaatsingen waar-
	aan een officier der infanterie on-
	derhevig was spiegelen zich af
	in de geboorteplaatsen der kinderen
	De oudste twee Mies (1882) en 
	Coen (1884) zijn geboren te Ternate
	(Molukken), Ies (1885) en Dirk (1886) 
	te Batavia, Karel (1888) te Buiten-
	zorg en Guus (1891) te Magelang.

	Alex nam deel aan de krijgsver-
	richtingen in Atjeh als 1e lui-
	tenant van 1884 tot 1886 en als
	majoor van 1897 tot 1899 voor zijn
	verichtingen in de omgeving van
	Melaboe [?] tussen augustus
	1898 en april 1899 (acties ter op-
	sporing van het beruchte bende-
	hoofd Tochoe Oemar) werd hij
	eervol onderscheiden bij
	koninklijk besluit van 27 december
	1899 no. 18. Alex eindigde zijn mi-
	litaire loopbaan in juli 1901. Hij
	was toen als luitenant-kolonel
	plaatselijk militair commen-
	dant te Soerabaja.
	In deze 20 jaren zijn Alex en
	Antoinette met hun kinderen
	(en een baboe) slechts eenmaal
	met een klein jaar (94/95) met
	verlof naar Europa geweest waar-
	na Coen en Dirk in Holland ach-
	terbleven onder toezicht van hun 
	oom karel. Ook de meisjes zijn

	een tijd uit huis geweest (1898
	en 1899) in een kloosterschool te
	Batavia. En in 1899 is Karel
	naar Nederland gezonden
	waar hij mede kwam onder toe-
	zicht van zijn oom karel. Een en 
	ander was noodzakelijk in ver-
	band met de geringe onderwijs
	mogelijkheden in de buitenge-
	westen.
	Na terugkomst in het va-
	land vestigde het gezin zich
	te 's Gravenhage. Al spoedig
	bleek het niet wel mogelijk van
	de fl. 3500,- pensioen per jaar de
	opvoeding der kinderen te beko-
	tigen zodat Alex als agent van 
	een levenverzekering-maat-
	schappij eerst van de Winterhur,
	later van de Eerste Rotterdamsche
	zijn inkomsten moest trachten
	te verhogen. Hij deed zulks met
	zoveel succes dat hij ten slotte
	inspecteur werd bij de eerste
 	
	Rotterdamsche. In verband met
	zijn werk als zodanig vestigde Alex
	zich in 1910 te Heelsum en 3 ja-
	aren later te Arnhem in wel-
	ke stad Alex bleef nadat hij in 
	1918 zijn onstlag nam als inspec-
	teur.
	Alex en Antoinette hebben
	het in hun leven waarlijk
	niet gemakkelijk gehad maar
	hebben toch een hoge leeftijd
	bereikt. Antoinette overleed
	den 13 mei 1932 en Alex den
	22 juni 1934, beide te Arnhem.
	Hun stoffelijk overschot rust in
	Rhenen (grafruimte 5A-D-12)
	met Alex's reeds overleden zuster
	Dorine.

	De 8ste generatie is door mij naar 
	beste weten beschreven.
	's Gravenhage 7 augustus 1948
	w.g. K. de Jongh


<<< Terug <<<



hdebie45.deds.nl/Genea