Bron: FAdJ


De navolgende geschiedenis is opgeschreven in 1923 in een blauw gekaft , door gebruik gesleten schoolschriftje door mijn overgrootvader Coenraad Alexander (Alex) de Jongh (1853-1934). Hij begon vermoedelijk aan zijn onderzoek enige tijd nadat hij in 1901 als gepensioneerd KNIL officier naar Nederland terugkeerde.

C.A. de Jongh in 1921

Een laatste hoofdstuk over hemzelf en zijn vrouw is toegevoegd door mijn grootvader Karel de Jongh. Opa  bewaarde het schriftje in zijn bovenste bureaula en liet ons er bij uitzondering uit lezen. Van het schriftje bestaan tenminste twee praktisch indentieke versies in het zelfde handschrift. In de vroege jaren 70 van de vorige eeuw heeft mijn vrouw Irene er al eens een getypte versie van gemaakt en hebben we kopieën daarvan in de familie uitgedeeld. .

De nummers op lege regels geven het bladnummer aan.

Dit is deel1 van 2 van deze schrijver. Deel 3 is van de hand van Karel de Jongh.


 

	                                                  1


                Het geslacht de Jongh
	      vanaf 1621 tot en met de 
	          7e generatie.


	
	Een aangeschakeld verhaal der
	lotgevallen onzer voorouders
	bestond tot dusver niet. Ook
	waren geen volkomen betrouw-
	bare aantekeningen in ons bezit
	van gebeurtenissen waarbij onze
	voorouders waren betrokken.
	
	    Zoveel doenlijk heb ik getracht 
	met dit overzicht in een en ander
	te voorzien en daarbij de bronnen
	vermeld welke bij de samen-
	stelling ervan zijn geraadpleegd
	
	                   Arnhem, juni 1923
	                    C. A. de Jongh
	

	                                                  2
	
	              Famillewapen
	
	Dit bestaat uit een gouden 
	schild waarop als wapenfiguur
	een zadel met zilveren stijgbeu-
	gels. Zadel en stijgriemen zijn
	roodgekleurd.
	In het  "Armorial Général
	contenant les description des
	familles nobles et patriciennes "
	van de heer J.B. Rietstap wordt
	het volgende beschreven:
	"De Jongh-Rotterdam: D'or a une selle
	de guelle avec ses étriers en argent"
	
	De wapenfiguur is de symbo-
	lische voorstelling van monter
	in de betekenis van in aanzien
	stijgen.
	  Oorspronkelijk droeg het schild
	als ornament twee opstaande
	vleugels welke in de loop der
	19e eeuw vervangen zijn door 
	het fantasiekroontje 't welk
	thans ons wapen siert.
	                                                  3
	
	
	       1e Generatie
	
	  Amsterdam is de bakermat
	van ons geslacht en de eerste
	der voorouders waarvan met
	zekerheid kon worden vast ge-
	steld dat hij onze famillenaam
	heeft gevoerd is Jan Geritszoon.
	  Hij was koperhandelaar, werd
	in 1621 te Amsterdam geboren
	en huwde in 1645 op 24 jarigen
	leeftijd met de eveneens in
	haar geboorteplaats Amsterdam
	wonende en 23 jarige Annetje
	(Anna) Jans.
	    Volgens de acte in het puy re-
	gister had de aankondiging van
	het huwelijk plaats op den 14en
	januari 1645.
	     In deze acte wordt Gerrit
	Gerritzn als getuige  en als de va-
	der van Jan Gerritzoon genoemd.
	    Nadat uit gemelde echt
	een zoon (Johannes) geboren
	was heeft de vader Jan Gerrits-
	zoon de naam "de Jongh" aan 
	zijne voornamen zouden we
	thans kunnen zeggen toege-
	voegd en behouden.
	   Beide echtelieden waren
	
	                                                4
	
	in 1689 overleden. Wegens onvolle-
	digheid der betreffende registers
	kon de juiste datum van hun 
	overlijden niet worden opge-
	geven.
	
	    Zie voorts het bij de 3e gene-
	ratie vermelde over den doop 
	van hun kleinzoon Daniel
	de Jongh.
	
	                                                  5
	
	          2e Generatie
	
	Den 11en november1646 werd
	Johannes geboren en na door
	zijn vader tot koperhandelaar
	te zijn opgeleid vestigde hij zich
	in 1674 te Amsterdam als zelf-
	standig poorter {hetgeen burger
	of ingezetene betekend}.
	In  het Amsterdamse poorter-
  	boek is op den 6en maart 1674
	hiervan aldus melding gemaakt:
	"dat Johannes de Jongh bij de 
	burgemeesteren is gebleken een
	ingeboren poorter te dezer stede"
	   Hij trad datzelfde jaar in het
	huwelijk en dienaangaande 
	komt in het Amsterdams 
	puyeboek de volgende door
	Johannes ondertekende acte
	voor:
	   "Den 21en September 1674
	compareerden als voren en
	zijn op d' acte van Pieter Sijmens
	koster tot {te} Hoorn, ingetekend
	Johannes de Jongh van Amster-
	dam, koopman oud 27 jaar
	en Aaltje {Alida} de Krijt, woont
	tot Hoorn, verzoekende hare
	drie zondagse uitroepingen
	   Zijne echtgenote schonk den
	
	                                                6
	
	12en Januari 1676 het leven aan
	een zoon en overleed dien zelf-
	den dag.
	 Zeven jaar later, namelijk  
	24 januari 1683 hertrouwde
	Johannes te Amsterdam met
	Sara Hoos welk tweede huwe-
	lijk kinderloos is gebleven
	Nog ruim zes jaar bleef hij
	den koperhandel te Amsterdam
	uitoefenen waarna hij in 1689
	naar Rotterdam verhuisde en
	aldaar met zijn gezin een wo-
	ning aan de Zuidblaak betrok.
	 Te Rotterdam stichtte hij
	een handelshuis hetwelk na- 
	dat zijn zoon bij diens meer-
	derjarigheid als deelgenoot
	daarin was opgenomen den
	naam Johannes de Jongh en
	Zoon (droeg).
	 Van omstreeks dezen tijd 
	{1675-1700} dateert ons famille 
	wapen.
	    Volgens G. van Reijns's geschie-
	kundige beschrijving van Rot-
	terdam begon in 1711 de bear
	beiding van het kostbare kope-
	ren hek in de groote of St. Lau-
	rens kerk dat in 1715 werd vol-
	
	                                            7
	
	tooid en nog steeds een sieraad
	der kerk uitmaakt. De kerk-
	meesters, aldus leest men, koch-
	ten zelf daartoe het benodigde
	koper bij verschillende koper-
	handelaren voornamelijk
	bij Thomas Cremer en Johannes
	de Jongh en Zoon.
	    Terloops zij hier aangetekend
	dat in deze grote of st Laurens-
	kerk een aantal leden onzer
	famille begraven zijn.
	
	 Als rechtzinnig gelovige
	maakte Johannes deel uit
	van het kerkbestuur der Evan-
	gelisch Lutherse gemeente te
	Rotterdam. Het oude onaan-
	zienlijke kerkgebouw dezer
	gemeente was gelegen aan de
	Vest, nabij de Heerenstraat en
	heeft aan dien oord zijn naam
	van Lutherse Vest nagelaten.
	    Het werk "De geschiedenis
	der Evangelisch Lutherse ge-
	meente te Rotterdam " door
	den predikant J.C. Schultz Ja-
	cobi vermeld dat Johannes
	de Jongh aan deze kerk een gro-
	te foliobijbel schonk. Ook schonk
	hij nog in 1716 gezamelijk met
	
	                                           8
	
	Cornelia van Reijnsbergen {we-
	duwe van Gerrit van Brakel senior}
	twee zilveren bekers ten gebruike
	bij het heilig avondmaal.
	         Dit stel bekers thans nog
	in het bezit der Nieuwe Luther-
	se kerk, werd mij bij een be-
	zoek aan die kerk getoond.
	
	   De tweede vrouw van Johan-
	nes, Sara Hoos, is 27 november 
	1712 overleden. Hijzelf stierf 
	achtien jaar later op ruim  83
	jarigen leeftijd den 27 februa-
	ri 1730.
	  Bij zijn testamentaire be-
	schikking werd een legaat aan
	de oude Lutherse kerk toegewezen.
	     in het graf No. 126 der St.
	Laurenskerk werd den overle-
	dene bijgezet. Zijn lichaam is
	echter 2 april 1731 overgebracht
	naar het graf No.  259 in die kerk.
	
	                                               9
	
	          3e Generatie
	  
	  Daniel, enige zoon uit het 
	huwelijk van Johannes de Jongh
	en Alida de Krijt en den 12 januari
	1676 te Amsterdam geboren
	werd drie dagen later ten huize
	van zijn vader gedoopt door den
	Lutherse predikant dominee Borns.
	   Blijkens de acte in het
	doopregister waren de beide
	grootouders Jan Gerritzn de 
	Jongh en Anna Jans als getui-
	gen bij de plechtigheid tegen-
	woordig.
	     Met zijn vader in 1687 naar
	Rotterdam verhuisd zijnde ge-
	noot de toen 13 jarige jongeling
	aldaar zijn verdere zeer deug-
	delijke opleiding voor den handel.
	    Op 37 jarigen leeftijd huwde 
	Daniel met de 23 jarige Elisabeth
	Hartigh, dochter van Adriaan
	Hartigh en Dina Klan. De ver-
	bintenis kwam 5 april 1713
	tot stand en het echtpaar be-
	trok een woning aan de Zuid-
	blaak.
	  Uit hun huwelijk werden
	vijf kinderen gewonnen.
	   Gedurende Daniels leven
	
	                                     10
	
	kwam het reeds lang begeerde
	nieuwe Lutherse kerkgebouw tot
	stand en daar hij één der drie
	hoofdbegunstigers was die de
	stoot gaven tot dien kerkgebouw
	volgen hier dienaangaande
	enige mededelingen.
	  Uitgebreider beschrijving
	komt voor in verschillende wer-
	ken o.a. in de reeds genoem- 
	de der heren van Reijn en Schultz
	Jacobi.
	
	      Den 25en februari 1732 koch-
	ten drie leden der Lutherse kerk-
	raads, Daniel de Jongh Senior,
	Johannes Croll en Cornelis van
	Brakel, huis en stalling van
	wijlen burgemeeester Jan de Meij,
	heer van IJsselmonde, gelegen
	aan den Wolfshoek, alsmede 
	het pakhuis van de heer Jan
	Ozij en Mejuffrouw Schraaf-
	weg.
	      Al deze panden boden zij
	den kerkeraad aan tot opbou-
	wing eener kerk, met bepaling
	deze panden voor zich te houden
	bij aldien daartoe verlof gewei
	gerd of genoegzaam fonds ont-
	breken mocht.
	                    
	                                        11
	
	  Het stadsbestuur gaf 8 juli
	1732 de gevraagde toestemming
	maar het duurde nog tot 5 a-
	pril 1733 eer de kundige archi-
	tect Faber tot bouwmeester werd
	aangenomen.
	    Inmiddels werden talrijke
	bedragen voor het grootse bouw-
	plan ontvangen. ook uit Am-
	terdam en andere goed gezin-
	de gemeenten kwamen velen 
	giften in.
	   den 5en october 1733 geschied-
	de de plechtige eerste steenleg-
	ging door Agatha Maria Croll
	en Daniel de Jongh junior, kin- 
	deren van twee der hoofdwel-
	doeners terwijl de derde, Cor- 
	nelis van Brakel deze eer niet-
	begeerd had.
	    Ruim drie jaar duurde de
	gehele bouw welke begin december
	1736 voltooid was.
	   Het fraaie koepeldak, be-
	staande uit een vierkant, aan
	welke ter weerszijde een halve 
	koepel is verbonden, was tijdens 
	de stichting met leien gedekt
	doch werd ruim vijftig jaar
	later geheel met zware kopere
	platen bekleed.
	
	                                          12
	
	Inwendig valt terstond het
	spreekgestoelte op, een meest-
	terstuk van beeldhouwwerk
	en geschonken door de drie leden
	der bouwcommissie, Jacobus
	Kogel, Theodorus Martinus Lie-
	benroth en Jan Lodewijk Gail.
	   Over den preekstoel tegen
	den oostmuur ziet men een o-
	vale bol geslepen grote marmer-
	steen waarop in gouden letters 
	de namen staan der beide kin-
	deren die op 5 october 1733 den eer-
	sten steen hebben gelegd.
	Rondom dat marmer is kunstig 
	stucadoorswerk (dat) tegelijkertijd
	een fraai uurwerk omsluit,
	geschonken door Gerrit van Bra-
	kel, Johannes Croll, Hendrik 
	van Dobben en Daniel de Jongh
	senior, terwijl aan weerszijden van
	het stucadoorswerk de famille-
	wapens der eerste steenleggers
	nog gespaard zijn gebleven.
	
	  De inwijdingsleerreden had-
	den plaats op den 16en december
	1736 des voormiddags door dominee
	Croesen en des namiddags door
	dominee C.O Mitsen. Laatstgenoemde
	predikant was door zijn huwe-
	
	                                                  13
	
	lijk met Helana van Brakel zeer
	nauw verwant aan den der-
	den hoofdbegunstiger, Corne-
	lis van Brakel.
	    Bij de ochtendoefening
	was de belanstelling dermate 
	groot dat vele bezoekers bui-
	ten het gebouw moesten blij- 
	ven. Ook de middagkerk was
	dicht bezet
	   Voor deze middagrede was
	tot tekst gekozen Haggai II vers:9
	"De heerlijkheid van dit laatste
	huis zal groter worden dan 't
	eerste geweest is".
	 Dominee Mitsen richtte zich ondermeer
	aldus tot zijne hoorders:
	"Dewijl ge het nu beter hebt
	dan in uw oude godshuis
	zo betert ook uw leven opdat de 
	Heer bij ons wone aan deze plaats"
	  "Blijft niet hangen aan de 
	stenen en het gebouw van den
	tweeden tempel maar als 
	levende stenen  timmert
	U tot een geestelijk huis.." enz.
	
	  De sierlijke zilvere gedenk-
	penning op den kerkbouw, thans
	nog in verschillende penningkabi-
	netten aanwezig, werd ontwor-
	
	                                        14
	
	pen en vervaardigd door den be-
	roemden Amsterdansen pen-
	ningmaker M. Holzley
	   Aan de eene zijde daarvan
	vertoont zich de stad langs de
	Maaszijde. Op den voorgrond zit
	een riviergod, leunende op zijn 
	waterkruik waaruit water
	stroomt en die het woord
	Maas draagt. Hij is voorzien 
	van zijn gewone attributen ter- 
	wijl zijn linkerhand een boom
	van overvloed omvat. Verder ziet
	men er vijf wapens op, midden in
	dat van Rotterdam, terwijl de 
	anderen de wapens zijn der vier
	burgemeesters onder wier be-
	wind de vrijheid tot den opbouw
	verleend werd en voorts als rondschrift in versvorm:
	   " De leden die Gods geest
	      in christus komst verenen"
	en op de keerzijde het vervolg
	van dit rondschrift:
	   "Verstrekten dit gebouw
	     tot levendige stenen"
	      Aan die zijde der gedenkpen-
	ning ziet men verder de nieuw
	gebouwde kerk, zoals zij zich
	aan de noord en oostzijde vertoont
	en daaronder twee wapentjes.
	
	                                           15
	
	Rechts het wapen der famille de
	Jongh en links het gekwartilleerd
	wapen de Jongh-Croll met bijschrift:
	A.M. Croll en D. de Jongh jun. de 
	eerste steen gelegd 5 october 1733, vol-
	tooid 1730.
	
	  De verklaring van het anders 
           weinig begrijpelijke rondschrift
	is, voor zover mij bekend, deze:
	  De beide laatste woorden
	"levendige stenen" zijn gekozen  
	terwille van het rijm en bete-
	kenen : een geestelijk huis; ter
	wijl het woord " levendige " in- 
	plaats van levende een zogenaam-
	de dichterlijke vrijheid is om
	het aantal sylaben der bei- 
	de versregels even groot te doen
	zijn.
	    Zeker is het intussen dat
	het rondschrift met de inwijdings
	rede van dominee Mitsen verband
	houdt en meer bepaaldelijk
	met hetgeen hiervoren is aan-
	gehaald. De beide door mij in
	de 2e alinea onderstreepte gedeel-
	ten doen de betekenis van het
	rondschrift alleszints duidelijk
	uitkomen.
	
	                                           16
	
	Daniel de Jongh senior wist als
	zeer doortastend en bekwaam
	koopman ook zijn handelsaan-
	gelegenheden belangrijk uit te
	breiden en tevens tot groten
	bloei te brengen.
	  Elisabeth Hartigh zijne vrouw
	en degelijke moeder harer kin-
	deren, ontsliep den 25en juni
	1746 op 56 jarigen leeftijd.  Da-
	niel overleed twee jaar later 
	den 27en september 1748, ruim 72 jaar
	oud zijnde.
	  Beiden zijn in het graf No. 259
	in de St. Laurenskerk begraven
	waarin reeds hun vader Johan-
	nes rustte.
	
	                                               17
	
	          4e Generatie
	
	 De namen der vijf kinderen
	uit het huwelijk de Jongh-Har-
	tigh zijn:
	I Johannes, geboren 4 maart 1714
	en den 12en juni 1742 getrouwd
	met Anna Paulina Wesling
	welke verbintenis kinderloos
	is gebleven.
	II Adrianus, geboren 12 octo-
	ber 1715  huwde met Anna
	Geertruy Croll. Zij was 5 april
	1727 te Amsterdam geboren en
	een dochter van Jacobus Croll 
	en Elisabeth Koopman.
	Nadat het huwelijk 24 december
	1744 tot stand was gekomen
	betrok het jeugdig paar de wo-
	ning No. A 88 aan de Boompjes.
	Slechts één kind (een zoon) werd 
	uit hunne echt geboren.
	III Daniel, geboren in 1718 en 
	twee jaar later in 1720 over-
	leden
	IV Alida Sara, geboren 16 november
	1719 werd den 28 november 1747 de
	echtgenote van Floris Croll, een
	broer van Anna Geertruy.
	V Daniel junior geboren 2 november 
	1721, huwde 7 april 1750 Anna 
	
	                                                  18
	
	Eduardina Elisabeth Gordon,
	welke echt, evenals die van zijn 
	oudsten broeder, kinderloos
	bleef.
	    Evenals hun vader Daniel
	bleven de drie zoons als koper-
	handelaren te Rotterdam ge-
	vestigd, aan welken handel
	later een koperpletterij werd
	toegevoegd.
	
	De drie broeders de Jongh
	met nog vijf andere leden der 
	Evangelisch Lutherse gemeente te weten
	Clementina van Dobben, Hen-
	ricus van Dobben, Theodoor
	Jan Christoffers, Gerrit van
	Brakel en (Helena) van Brakel {we-
	duwe van dominee Mitsen} boden
	in mei 1748 den kerkeraad aan
	om geheel ten hunnen kosten een
	orgel in de kerk te doen plaat-
	sen
	    De uitvoering geschiedde door
	den kundigen maker van het
	wereldberoemde Haarlemse
	orgel Christiaan Muller.  Den
	19en  october 1749 werd het orgel
	het eerst bij de godsdienstoefe-
	ning bespeeld met Gerard
	Vos als organist.
	   Voorts namen de acht schen-
	kers van het orgel het onderhoud
	daarvan en de bezoldiging van
	organist en balkentreder gedu-
	rende twaalf opvolgende jaren
	voor hunne rekening en  hiel-
	den de verlenging met nog zes
	jaren voor.
	   Na verloop van deze achttien-
	tien jaren gaven de twee nog
	overgebleven schenkers te weten
	Adrianus de Jongh en Daniel 
	de Jongh junior in 1767 tegelijk met
	het orgel een orgelfonds aan
	rentebrieven en het saldo
	aan contanten over aan het
	kerkbestuur.
	
	Met nog twintig andere le-
	den der Evangelische Lutherse kerk boden
	vorengenoemde broeders Adri-
	anus en Daniel de Jongh junior
	den 24en januari 1769 een gebouw aan-
	staande aan den Schotsendijk
	bij de Schotse kerk voor de stich-
	ting van een Luthers weeshuis .
	        Na eenige formaliteiten met
	de staten van Holland en het be-
	stuur der stad Rotterdam ge-
	schiedde 29 april 1769 de over-
	
	                                              20
	
	dracht in vrijen eigendom van
	de gemeente en de 17en mei
	daaraanvolgend waren er reeds
	twaalf kinderen in het wees-
	huis opgenomen.
	    Tot de eerste regenten van
	dit weeshuis behoorde o.a. Adri-
	anus de Jongh.
	
	Veel gevoelde de Evangelisch Lutherse
	kerkeraad voor ene vervanging
	der bestaande leien dakbedekking
	door een bekleding met kopere
	platen.
	   De kerkeraad hechte er ten
	slotte zijne goedkeuring aan
	nadat hem daartoe in 1786 een
	voorschot was aangeboden ter-
	wijl de leveranciers bereid wa-
	ren tot tegemoetkoming in de 
	wijze van voldoening.
	   Intussen duurde de onder-
	handelingen nog drie jaar en
	eerst in den loop van 1(7)89  werd 
	het plan ten uitvoer gebracht.
	 De koperslager Dudij die het
	werk verrichte stelde zich
	voor de schade gedurende twintig
	jaar aansprakelijk.
	
	 Daniel de Jongh junior was de
	
	                                             21
	
	stichter van een kopermolen.
	Omstreeks 1745 kocht hij in de 
	omgeving van Apeldoorn een pa-
	piermolen met een aanliggende
	uitgebreide strook lands, alles
	gelegen in de buurtschap Wenum,
	halverwege het Loo en het dorp
	Vaasen en richte er een koper-
	pletterij op.
	    Het verval van twee beken 
	welke na samenvloeing tot één
	brede beek door het landgoed
	stroomde, verschafte de vereiste
	beweegkracht voor de pletterij.
	     Aangetrokken door de schone
	ligging van het helder stromend
	water en de prachtige omgeving
	liet hij er tevens in oudhol-
	landse stijl een kleine buiten-
	plaats bouwen.
	  Oorspronkelijk bestond deze
	uit een fraaie koepelkamer met
	slaapkamer aan de ene en keu-
	ken aan de andere zijde, wel-
	ke later door grotere nevenge-
	bouwen zijn vervangen. De 
	verschillende daken zijn thans
	nog te onderscheiden.
	  Een grote vijver werd gegra-
	ven, bomen verzord, bijplan-
	ting had plaats, gras en bloem-
	
	                                        22
	
	perken werden aangelegd , enz.
	hetgeen reeds spoedig een  sier-
	lijke en aantrekkelijke indruk
	te weeg bracht. Het geheel
	kreeg de naam van "De Rotter-
	dams(ch)e Kopermolen"
	Des winters betrok het
	echtpaar Daniel de Jongh junior
	hun aan de Haringvliet te 
	Rotterdam gelegen huis en overi-
	gens woonden zij op den Koper-
	molen.
	 De koperhandel der broe-
	ders bleef in bloei toenemen
	en de pletterij te Apeldoorn is
	aan die welvaart zeer bevorder-
	lijk geweest.
	
	Johannes de oudste van de 
	drie broeders overleed op ruim
	52 jarige leeftijd den 23en mei
	1766. Zijne echtgenote Anna Pau-
	lina Wesling overleed op den 20en
	mei 1793 ruim 76 jaar oud zijnde.
	Beiden zijn in het graf No. 1 der
	St. Laurenskerk begraven.
	 Adrianus overleed, ruim
	61 jaar oud zijnde de 27en a-
	pril 1777. Zijne echtgenote Anna
	Geertruy Croll werd ruim 84
	jaar en ontsliep de 23en april
	
	                                          23
	
	1811. Beiden zijn in het graf van
	hun broeder Johannes, No. 150
	der St Laurenkerk gezet.
	   Alida Sara en haar echt-
	genoot Floris Croll overleden
	respectievelijk in 1757 en 1786.
	      Daniel de Jongh junior ver-
	loor zijne echtgenote Anna
	Eduardina Elisabeth Gordon
	den 26en april 1783. Hijzelf
	woonde zijn laatste levensja-
	ren te Laken bij Brussel waar
	hij ruim 75 oud zijnde den 7en
	november 1796 overleed. Zijn overschot
	werd naar Rotterdam vervoerd
	en bijgezet in het graf No. 259
	der St. Laurenskerk waarin 
	reeds zijne vrouw, zijne ouders
	en ook zijn grootvader waren
	begraven.
	   Na zijn dood erfde zijn pe-
	tekind Daniel Adrzn "De Rotter-
	dams(ch)e Kopermolen" met al
	wat daarbij hoorde.
	
	                                       24
	
	       5e Generatie
	
	Daniel Adrzn enig kind uit
	het huwelijk de Jongh/Croll werd
	26 october 1745 te Rotterdam geboren.
	Nog zeer jeugdig zijnde logeerde hij
	reeds dikwijls op den kopermolen
	bij zijn oom en tante die zelf
	geen kinderen hebbende bizon-
	der met hem waren ingenomen.
	Later als jonge man was het
	Daniel Adrzn al zeer welkom
	om daar te vertoeven want
	door verschillende uitstapjes
	in de omgeving was hij in ken-
	nis gekomen met de beeldscho-
	ne Lucia Maria Raeber die
	zijn echtgenote geworden is.
	 Den 29en januari 1754 was 
	zij te Goslar in den Harz geboren
	en woonde bij hare ouders, het
	echtpaar Erdwin Ernst Raeber-
	Baatman, in één der tot het
	vorstelijk Loo behorende gebou-
	wen. De heer Raeber was na-
	melijk operjagermeester van
	den stadhouder prins Willem V
	  De verbintenis met Lucia
	Maria kwam 29 september 1774 tot
	stand en de jong gehuwden be-
	trokken te Rotterdam een wo-
	
	                                          25
	
	ning aan de Zuidblaak. Zij 
	schonk haar echtgenoot tien
	kinderen.
	
	  Uit het werk " De regering van
	Rotterdam" van de heer Unger
	blijkt dat Daniel  Adrzn van
	21 januari 1795 tot 4 maart daar
	aanvolgend als provisioneel
	raad deel uitmaakte van
	de Rotterdamse vroedschap
	en gedurende dien tijd als pro-
	visioneel wethouder de werk-
	kring waarnam van de tijde-
	lijk afwezigen functionaris.
	Verder diende hij in verschil-
	lende officiersrangen bij de Rot-
	terdamse schutterij en nog in
	andere honorifieke betrekkin-
	gen.
	 Overigens behoorde hij even
	als zijn voorouders tot den aan-
	zienlijken koopmansstand
	en bleef den Koperhandel en
	pletterij voortzetten.
	
	   Een groot gedeelte van het
	jaar bewoonde hij met zijn ge-
	zin "De Rotterdams(ch)e koper-
	molen" en breidde de bezitting
	aanmerkelijk uit.
	
	                                    26
	
	 Nog een grote vijver liet hij bij-
	graven, een sierlijke met kastan-
	jebomen beplante laan werd 
	aangelegd, enz.. De aldus ge-
	noemde "nieuwe partij" droeg
	zeer veel bij tot de verfraaing
	van het buitenverblijf. Voorts
	koesterde hij het voornemen
	om de bestaande woningen te 
	doen afbreken ten einde deze
	te vervangen door een groot
	uit twee verdiepingen be-
	staand huis onder één dak.
	 Verschillende redenen echter
	mede als gevolg der treurige re-
	volutionaire toestanden die
	destijds voortdurend in ons va-
	derland heersten maar voor-
	al het smartelijk verlies zijner
	echtgenoote die in 1796 op slechts
	twee en veertig jarigen leeftijd
	overleed waren oorzaak dat
	het voorgenomen bouwplan
	niet plaats had
	   Lucia Maria Raeber ontsliep
	den 21en augustus 1796 en Daniel
	 Adrzn overleed den 21en mei 1809
	ruim 63 jaar oud zijnde
	   Beider overschot rust in het 
	graf No. 33 van de St. Laurens
	kerk.
	
	                                         27
	
	Daniel Adrzn is een, op veel zij-
	dig gebied, zeer ontwikkeld man
	geweest hetgeen onder meer ook
	blijkt uit het voorkomen in het
	werk "Rotterdamse historie-
	bladen" van 1876 door J.H. Schef-
	fer en Fr. D. O. Obreen en aldus
	luidende:
	  "de heer Daniel de Jongh Adrzn
	was een groot verzamelaar en
	kunstliefhebber blijkens een in 
	de bibliotheek te Rotterdam
	berustende catalogus die niet
	minder dan 387 bladzijden be-
	vat en getiteld is:
	 "Catologus van ene fraaie
	verzameling schilderijen als
	mede ene uitmuntende col-
	lectie eigen ge-etste en gegraveer-
	de prenten door de voornaam-
	ste nederlandse meesters
	Fransen en andere prentwerken"
	" Alles nagelaten door wijlen
	den weledelen heer Daniel de 
	Jongh Adrzn , welke zullen wor-
	den verkocht op maandag den
	20en maart 1810 en volgende 
	dagen in het gebouw van het te-
	kengenootschap onder de zin-
	spreuk:
	
	                                                28
	
	"Hierdoor tot ho(o)ger te Rotterdam"
	Zie voorts het bij de volgende 
	generatie vermelde over de na-
	gelaten bibliotheek van zijn zoon
	Erdwin Adrianus.
		
    
	

Klik hier voor deel 2

<<< Terug <<<



hdebie45.deds.nl/Genea