Bron: FAdJ
C.A. de Jongh in 1921
Een laatste hoofdstuk over hemzelf en zijn vrouw is toegevoegd door
mijn grootvader Karel de Jongh. Opa bewaarde het schriftje in zijn bovenste
bureaula en liet ons er bij uitzondering uit lezen. Van het schriftje bestaan
tenminste twee praktisch indentieke versies in het zelfde handschrift.
In de vroege jaren 70 van de vorige eeuw heeft mijn vrouw Irene er al eens een getypte versie
van gemaakt en hebben we kopieën daarvan in de familie uitgedeeld. .
De nummers op lege regels geven het bladnummer aan.
Dit is deel1 van 2 van deze schrijver. Deel 3 is van de hand van Karel de Jongh.
1
Het geslacht de Jongh
vanaf 1621 tot en met de
7e generatie.
Een aangeschakeld verhaal der
lotgevallen onzer voorouders
bestond tot dusver niet. Ook
waren geen volkomen betrouw-
bare aantekeningen in ons bezit
van gebeurtenissen waarbij onze
voorouders waren betrokken.
Zoveel doenlijk heb ik getracht
met dit overzicht in een en ander
te voorzien en daarbij de bronnen
vermeld welke bij de samen-
stelling ervan zijn geraadpleegd
Arnhem, juni 1923
C. A. de Jongh
2
Famillewapen
Dit bestaat uit een gouden
schild waarop als wapenfiguur
een zadel met zilveren stijgbeu-
gels. Zadel en stijgriemen zijn
roodgekleurd.
In het "Armorial Général
contenant les description des
familles nobles et patriciennes "
van de heer J.B. Rietstap wordt
het volgende beschreven:
"De Jongh-Rotterdam: D'or a une selle
de guelle avec ses étriers en argent"
De wapenfiguur is de symbo-
lische voorstelling van monter
in de betekenis van in aanzien
stijgen.
Oorspronkelijk droeg het schild
als ornament twee opstaande
vleugels welke in de loop der
19e eeuw vervangen zijn door
het fantasiekroontje 't welk
thans ons wapen siert.
3
1e Generatie
Amsterdam is de bakermat
van ons geslacht en de eerste
der voorouders waarvan met
zekerheid kon worden vast ge-
steld dat hij onze famillenaam
heeft gevoerd is Jan Geritszoon.
Hij was koperhandelaar, werd
in 1621 te Amsterdam geboren
en huwde in 1645 op 24 jarigen
leeftijd met de eveneens in
haar geboorteplaats Amsterdam
wonende en 23 jarige Annetje
(Anna) Jans.
Volgens de acte in het puy re-
gister had de aankondiging van
het huwelijk plaats op den 14en
januari 1645.
In deze acte wordt Gerrit
Gerritzn als getuige en als de va-
der van Jan Gerritzoon genoemd.
Nadat uit gemelde echt
een zoon (Johannes) geboren
was heeft de vader Jan Gerrits-
zoon de naam "de Jongh" aan
zijne voornamen zouden we
thans kunnen zeggen toege-
voegd en behouden.
Beide echtelieden waren
4
in 1689 overleden. Wegens onvolle-
digheid der betreffende registers
kon de juiste datum van hun
overlijden niet worden opge-
geven.
Zie voorts het bij de 3e gene-
ratie vermelde over den doop
van hun kleinzoon Daniel
de Jongh.
5
2e Generatie
Den 11en november1646 werd
Johannes geboren en na door
zijn vader tot koperhandelaar
te zijn opgeleid vestigde hij zich
in 1674 te Amsterdam als zelf-
standig poorter {hetgeen burger
of ingezetene betekend}.
In het Amsterdamse poorter-
boek is op den 6en maart 1674
hiervan aldus melding gemaakt:
"dat Johannes de Jongh bij de
burgemeesteren is gebleken een
ingeboren poorter te dezer stede"
Hij trad datzelfde jaar in het
huwelijk en dienaangaande
komt in het Amsterdams
puyeboek de volgende door
Johannes ondertekende acte
voor:
"Den 21en September 1674
compareerden als voren en
zijn op d' acte van Pieter Sijmens
koster tot {te} Hoorn, ingetekend
Johannes de Jongh van Amster-
dam, koopman oud 27 jaar
en Aaltje {Alida} de Krijt, woont
tot Hoorn, verzoekende hare
drie zondagse uitroepingen
Zijne echtgenote schonk den
6
12en Januari 1676 het leven aan
een zoon en overleed dien zelf-
den dag.
Zeven jaar later, namelijk
24 januari 1683 hertrouwde
Johannes te Amsterdam met
Sara Hoos welk tweede huwe-
lijk kinderloos is gebleven
Nog ruim zes jaar bleef hij
den koperhandel te Amsterdam
uitoefenen waarna hij in 1689
naar Rotterdam verhuisde en
aldaar met zijn gezin een wo-
ning aan de Zuidblaak betrok.
Te Rotterdam stichtte hij
een handelshuis hetwelk na-
dat zijn zoon bij diens meer-
derjarigheid als deelgenoot
daarin was opgenomen den
naam Johannes de Jongh en
Zoon (droeg).
Van omstreeks dezen tijd
{1675-1700} dateert ons famille
wapen.
Volgens G. van Reijns's geschie-
kundige beschrijving van Rot-
terdam begon in 1711 de bear
beiding van het kostbare kope-
ren hek in de groote of St. Lau-
rens kerk dat in 1715 werd vol-
7
tooid en nog steeds een sieraad
der kerk uitmaakt. De kerk-
meesters, aldus leest men, koch-
ten zelf daartoe het benodigde
koper bij verschillende koper-
handelaren voornamelijk
bij Thomas Cremer en Johannes
de Jongh en Zoon.
Terloops zij hier aangetekend
dat in deze grote of st Laurens-
kerk een aantal leden onzer
famille begraven zijn.
Als rechtzinnig gelovige
maakte Johannes deel uit
van het kerkbestuur der Evan-
gelisch Lutherse gemeente te
Rotterdam. Het oude onaan-
zienlijke kerkgebouw dezer
gemeente was gelegen aan de
Vest, nabij de Heerenstraat en
heeft aan dien oord zijn naam
van Lutherse Vest nagelaten.
Het werk "De geschiedenis
der Evangelisch Lutherse ge-
meente te Rotterdam " door
den predikant J.C. Schultz Ja-
cobi vermeld dat Johannes
de Jongh aan deze kerk een gro-
te foliobijbel schonk. Ook schonk
hij nog in 1716 gezamelijk met
8
Cornelia van Reijnsbergen {we-
duwe van Gerrit van Brakel senior}
twee zilveren bekers ten gebruike
bij het heilig avondmaal.
Dit stel bekers thans nog
in het bezit der Nieuwe Luther-
se kerk, werd mij bij een be-
zoek aan die kerk getoond.
De tweede vrouw van Johan-
nes, Sara Hoos, is 27 november
1712 overleden. Hijzelf stierf
achtien jaar later op ruim 83
jarigen leeftijd den 27 februa-
ri 1730.
Bij zijn testamentaire be-
schikking werd een legaat aan
de oude Lutherse kerk toegewezen.
in het graf No. 126 der St.
Laurenskerk werd den overle-
dene bijgezet. Zijn lichaam is
echter 2 april 1731 overgebracht
naar het graf No. 259 in die kerk.
9
3e Generatie
Daniel, enige zoon uit het
huwelijk van Johannes de Jongh
en Alida de Krijt en den 12 januari
1676 te Amsterdam geboren
werd drie dagen later ten huize
van zijn vader gedoopt door den
Lutherse predikant dominee Borns.
Blijkens de acte in het
doopregister waren de beide
grootouders Jan Gerritzn de
Jongh en Anna Jans als getui-
gen bij de plechtigheid tegen-
woordig.
Met zijn vader in 1687 naar
Rotterdam verhuisd zijnde ge-
noot de toen 13 jarige jongeling
aldaar zijn verdere zeer deug-
delijke opleiding voor den handel.
Op 37 jarigen leeftijd huwde
Daniel met de 23 jarige Elisabeth
Hartigh, dochter van Adriaan
Hartigh en Dina Klan. De ver-
bintenis kwam 5 april 1713
tot stand en het echtpaar be-
trok een woning aan de Zuid-
blaak.
Uit hun huwelijk werden
vijf kinderen gewonnen.
Gedurende Daniels leven
10
kwam het reeds lang begeerde
nieuwe Lutherse kerkgebouw tot
stand en daar hij één der drie
hoofdbegunstigers was die de
stoot gaven tot dien kerkgebouw
volgen hier dienaangaande
enige mededelingen.
Uitgebreider beschrijving
komt voor in verschillende wer-
ken o.a. in de reeds genoem-
de der heren van Reijn en Schultz
Jacobi.
Den 25en februari 1732 koch-
ten drie leden der Lutherse kerk-
raads, Daniel de Jongh Senior,
Johannes Croll en Cornelis van
Brakel, huis en stalling van
wijlen burgemeeester Jan de Meij,
heer van IJsselmonde, gelegen
aan den Wolfshoek, alsmede
het pakhuis van de heer Jan
Ozij en Mejuffrouw Schraaf-
weg.
Al deze panden boden zij
den kerkeraad aan tot opbou-
wing eener kerk, met bepaling
deze panden voor zich te houden
bij aldien daartoe verlof gewei
gerd of genoegzaam fonds ont-
breken mocht.
11
Het stadsbestuur gaf 8 juli
1732 de gevraagde toestemming
maar het duurde nog tot 5 a-
pril 1733 eer de kundige archi-
tect Faber tot bouwmeester werd
aangenomen.
Inmiddels werden talrijke
bedragen voor het grootse bouw-
plan ontvangen. ook uit Am-
terdam en andere goed gezin-
de gemeenten kwamen velen
giften in.
den 5en october 1733 geschied-
de de plechtige eerste steenleg-
ging door Agatha Maria Croll
en Daniel de Jongh junior, kin-
deren van twee der hoofdwel-
doeners terwijl de derde, Cor-
nelis van Brakel deze eer niet-
begeerd had.
Ruim drie jaar duurde de
gehele bouw welke begin december
1736 voltooid was.
Het fraaie koepeldak, be-
staande uit een vierkant, aan
welke ter weerszijde een halve
koepel is verbonden, was tijdens
de stichting met leien gedekt
doch werd ruim vijftig jaar
later geheel met zware kopere
platen bekleed.
12
Inwendig valt terstond het
spreekgestoelte op, een meest-
terstuk van beeldhouwwerk
en geschonken door de drie leden
der bouwcommissie, Jacobus
Kogel, Theodorus Martinus Lie-
benroth en Jan Lodewijk Gail.
Over den preekstoel tegen
den oostmuur ziet men een o-
vale bol geslepen grote marmer-
steen waarop in gouden letters
de namen staan der beide kin-
deren die op 5 october 1733 den eer-
sten steen hebben gelegd.
Rondom dat marmer is kunstig
stucadoorswerk (dat) tegelijkertijd
een fraai uurwerk omsluit,
geschonken door Gerrit van Bra-
kel, Johannes Croll, Hendrik
van Dobben en Daniel de Jongh
senior, terwijl aan weerszijden van
het stucadoorswerk de famille-
wapens der eerste steenleggers
nog gespaard zijn gebleven.
De inwijdingsleerreden had-
den plaats op den 16en december
1736 des voormiddags door dominee
Croesen en des namiddags door
dominee C.O Mitsen. Laatstgenoemde
predikant was door zijn huwe-
13
lijk met Helana van Brakel zeer
nauw verwant aan den der-
den hoofdbegunstiger, Corne-
lis van Brakel.
Bij de ochtendoefening
was de belanstelling dermate
groot dat vele bezoekers bui-
ten het gebouw moesten blij-
ven. Ook de middagkerk was
dicht bezet
Voor deze middagrede was
tot tekst gekozen Haggai II vers:9
"De heerlijkheid van dit laatste
huis zal groter worden dan 't
eerste geweest is".
Dominee Mitsen richtte zich ondermeer
aldus tot zijne hoorders:
"Dewijl ge het nu beter hebt
dan in uw oude godshuis
zo betert ook uw leven opdat de
Heer bij ons wone aan deze plaats"
"Blijft niet hangen aan de
stenen en het gebouw van den
tweeden tempel maar als
levende stenen timmert
U tot een geestelijk huis.." enz.
De sierlijke zilvere gedenk-
penning op den kerkbouw, thans
nog in verschillende penningkabi-
netten aanwezig, werd ontwor-
14
pen en vervaardigd door den be-
roemden Amsterdansen pen-
ningmaker M. Holzley
Aan de eene zijde daarvan
vertoont zich de stad langs de
Maaszijde. Op den voorgrond zit
een riviergod, leunende op zijn
waterkruik waaruit water
stroomt en die het woord
Maas draagt. Hij is voorzien
van zijn gewone attributen ter-
wijl zijn linkerhand een boom
van overvloed omvat. Verder ziet
men er vijf wapens op, midden in
dat van Rotterdam, terwijl de
anderen de wapens zijn der vier
burgemeesters onder wier be-
wind de vrijheid tot den opbouw
verleend werd en voorts als rondschrift in versvorm:
" De leden die Gods geest
in christus komst verenen"
en op de keerzijde het vervolg
van dit rondschrift:
"Verstrekten dit gebouw
tot levendige stenen"
Aan die zijde der gedenkpen-
ning ziet men verder de nieuw
gebouwde kerk, zoals zij zich
aan de noord en oostzijde vertoont
en daaronder twee wapentjes.
15
Rechts het wapen der famille de
Jongh en links het gekwartilleerd
wapen de Jongh-Croll met bijschrift:
A.M. Croll en D. de Jongh jun. de
eerste steen gelegd 5 october 1733, vol-
tooid 1730.
De verklaring van het anders
weinig begrijpelijke rondschrift
is, voor zover mij bekend, deze:
De beide laatste woorden
"levendige stenen" zijn gekozen
terwille van het rijm en bete-
kenen : een geestelijk huis; ter
wijl het woord " levendige " in-
plaats van levende een zogenaam-
de dichterlijke vrijheid is om
het aantal sylaben der bei-
de versregels even groot te doen
zijn.
Zeker is het intussen dat
het rondschrift met de inwijdings
rede van dominee Mitsen verband
houdt en meer bepaaldelijk
met hetgeen hiervoren is aan-
gehaald. De beide door mij in
de 2e alinea onderstreepte gedeel-
ten doen de betekenis van het
rondschrift alleszints duidelijk
uitkomen.
16
Daniel de Jongh senior wist als
zeer doortastend en bekwaam
koopman ook zijn handelsaan-
gelegenheden belangrijk uit te
breiden en tevens tot groten
bloei te brengen.
Elisabeth Hartigh zijne vrouw
en degelijke moeder harer kin-
deren, ontsliep den 25en juni
1746 op 56 jarigen leeftijd. Da-
niel overleed twee jaar later
den 27en september 1748, ruim 72 jaar
oud zijnde.
Beiden zijn in het graf No. 259
in de St. Laurenskerk begraven
waarin reeds hun vader Johan-
nes rustte.
17
4e Generatie
De namen der vijf kinderen
uit het huwelijk de Jongh-Har-
tigh zijn:
I Johannes, geboren 4 maart 1714
en den 12en juni 1742 getrouwd
met Anna Paulina Wesling
welke verbintenis kinderloos
is gebleven.
II Adrianus, geboren 12 octo-
ber 1715 huwde met Anna
Geertruy Croll. Zij was 5 april
1727 te Amsterdam geboren en
een dochter van Jacobus Croll
en Elisabeth Koopman.
Nadat het huwelijk 24 december
1744 tot stand was gekomen
betrok het jeugdig paar de wo-
ning No. A 88 aan de Boompjes.
Slechts één kind (een zoon) werd
uit hunne echt geboren.
III Daniel, geboren in 1718 en
twee jaar later in 1720 over-
leden
IV Alida Sara, geboren 16 november
1719 werd den 28 november 1747 de
echtgenote van Floris Croll, een
broer van Anna Geertruy.
V Daniel junior geboren 2 november
1721, huwde 7 april 1750 Anna
18
Eduardina Elisabeth Gordon,
welke echt, evenals die van zijn
oudsten broeder, kinderloos
bleef.
Evenals hun vader Daniel
bleven de drie zoons als koper-
handelaren te Rotterdam ge-
vestigd, aan welken handel
later een koperpletterij werd
toegevoegd.
De drie broeders de Jongh
met nog vijf andere leden der
Evangelisch Lutherse gemeente te weten
Clementina van Dobben, Hen-
ricus van Dobben, Theodoor
Jan Christoffers, Gerrit van
Brakel en (Helena) van Brakel {we-
duwe van dominee Mitsen} boden
in mei 1748 den kerkeraad aan
om geheel ten hunnen kosten een
orgel in de kerk te doen plaat-
sen
De uitvoering geschiedde door
den kundigen maker van het
wereldberoemde Haarlemse
orgel Christiaan Muller. Den
19en october 1749 werd het orgel
het eerst bij de godsdienstoefe-
ning bespeeld met Gerard
Vos als organist.
Voorts namen de acht schen-
kers van het orgel het onderhoud
daarvan en de bezoldiging van
organist en balkentreder gedu-
rende twaalf opvolgende jaren
voor hunne rekening en hiel-
den de verlenging met nog zes
jaren voor.
Na verloop van deze achttien-
tien jaren gaven de twee nog
overgebleven schenkers te weten
Adrianus de Jongh en Daniel
de Jongh junior in 1767 tegelijk met
het orgel een orgelfonds aan
rentebrieven en het saldo
aan contanten over aan het
kerkbestuur.
Met nog twintig andere le-
den der Evangelische Lutherse kerk boden
vorengenoemde broeders Adri-
anus en Daniel de Jongh junior
den 24en januari 1769 een gebouw aan-
staande aan den Schotsendijk
bij de Schotse kerk voor de stich-
ting van een Luthers weeshuis .
Na eenige formaliteiten met
de staten van Holland en het be-
stuur der stad Rotterdam ge-
schiedde 29 april 1769 de over-
20
dracht in vrijen eigendom van
de gemeente en de 17en mei
daaraanvolgend waren er reeds
twaalf kinderen in het wees-
huis opgenomen.
Tot de eerste regenten van
dit weeshuis behoorde o.a. Adri-
anus de Jongh.
Veel gevoelde de Evangelisch Lutherse
kerkeraad voor ene vervanging
der bestaande leien dakbedekking
door een bekleding met kopere
platen.
De kerkeraad hechte er ten
slotte zijne goedkeuring aan
nadat hem daartoe in 1786 een
voorschot was aangeboden ter-
wijl de leveranciers bereid wa-
ren tot tegemoetkoming in de
wijze van voldoening.
Intussen duurde de onder-
handelingen nog drie jaar en
eerst in den loop van 1(7)89 werd
het plan ten uitvoer gebracht.
De koperslager Dudij die het
werk verrichte stelde zich
voor de schade gedurende twintig
jaar aansprakelijk.
Daniel de Jongh junior was de
21
stichter van een kopermolen.
Omstreeks 1745 kocht hij in de
omgeving van Apeldoorn een pa-
piermolen met een aanliggende
uitgebreide strook lands, alles
gelegen in de buurtschap Wenum,
halverwege het Loo en het dorp
Vaasen en richte er een koper-
pletterij op.
Het verval van twee beken
welke na samenvloeing tot één
brede beek door het landgoed
stroomde, verschafte de vereiste
beweegkracht voor de pletterij.
Aangetrokken door de schone
ligging van het helder stromend
water en de prachtige omgeving
liet hij er tevens in oudhol-
landse stijl een kleine buiten-
plaats bouwen.
Oorspronkelijk bestond deze
uit een fraaie koepelkamer met
slaapkamer aan de ene en keu-
ken aan de andere zijde, wel-
ke later door grotere nevenge-
bouwen zijn vervangen. De
verschillende daken zijn thans
nog te onderscheiden.
Een grote vijver werd gegra-
ven, bomen verzord, bijplan-
ting had plaats, gras en bloem-
22
perken werden aangelegd , enz.
hetgeen reeds spoedig een sier-
lijke en aantrekkelijke indruk
te weeg bracht. Het geheel
kreeg de naam van "De Rotter-
dams(ch)e Kopermolen"
Des winters betrok het
echtpaar Daniel de Jongh junior
hun aan de Haringvliet te
Rotterdam gelegen huis en overi-
gens woonden zij op den Koper-
molen.
De koperhandel der broe-
ders bleef in bloei toenemen
en de pletterij te Apeldoorn is
aan die welvaart zeer bevorder-
lijk geweest.
Johannes de oudste van de
drie broeders overleed op ruim
52 jarige leeftijd den 23en mei
1766. Zijne echtgenote Anna Pau-
lina Wesling overleed op den 20en
mei 1793 ruim 76 jaar oud zijnde.
Beiden zijn in het graf No. 1 der
St. Laurenskerk begraven.
Adrianus overleed, ruim
61 jaar oud zijnde de 27en a-
pril 1777. Zijne echtgenote Anna
Geertruy Croll werd ruim 84
jaar en ontsliep de 23en april
23
1811. Beiden zijn in het graf van
hun broeder Johannes, No. 150
der St Laurenkerk gezet.
Alida Sara en haar echt-
genoot Floris Croll overleden
respectievelijk in 1757 en 1786.
Daniel de Jongh junior ver-
loor zijne echtgenote Anna
Eduardina Elisabeth Gordon
den 26en april 1783. Hijzelf
woonde zijn laatste levensja-
ren te Laken bij Brussel waar
hij ruim 75 oud zijnde den 7en
november 1796 overleed. Zijn overschot
werd naar Rotterdam vervoerd
en bijgezet in het graf No. 259
der St. Laurenskerk waarin
reeds zijne vrouw, zijne ouders
en ook zijn grootvader waren
begraven.
Na zijn dood erfde zijn pe-
tekind Daniel Adrzn "De Rotter-
dams(ch)e Kopermolen" met al
wat daarbij hoorde.
24
5e Generatie
Daniel Adrzn enig kind uit
het huwelijk de Jongh/Croll werd
26 october 1745 te Rotterdam geboren.
Nog zeer jeugdig zijnde logeerde hij
reeds dikwijls op den kopermolen
bij zijn oom en tante die zelf
geen kinderen hebbende bizon-
der met hem waren ingenomen.
Later als jonge man was het
Daniel Adrzn al zeer welkom
om daar te vertoeven want
door verschillende uitstapjes
in de omgeving was hij in ken-
nis gekomen met de beeldscho-
ne Lucia Maria Raeber die
zijn echtgenote geworden is.
Den 29en januari 1754 was
zij te Goslar in den Harz geboren
en woonde bij hare ouders, het
echtpaar Erdwin Ernst Raeber-
Baatman, in één der tot het
vorstelijk Loo behorende gebou-
wen. De heer Raeber was na-
melijk operjagermeester van
den stadhouder prins Willem V
De verbintenis met Lucia
Maria kwam 29 september 1774 tot
stand en de jong gehuwden be-
trokken te Rotterdam een wo-
25
ning aan de Zuidblaak. Zij
schonk haar echtgenoot tien
kinderen.
Uit het werk " De regering van
Rotterdam" van de heer Unger
blijkt dat Daniel Adrzn van
21 januari 1795 tot 4 maart daar
aanvolgend als provisioneel
raad deel uitmaakte van
de Rotterdamse vroedschap
en gedurende dien tijd als pro-
visioneel wethouder de werk-
kring waarnam van de tijde-
lijk afwezigen functionaris.
Verder diende hij in verschil-
lende officiersrangen bij de Rot-
terdamse schutterij en nog in
andere honorifieke betrekkin-
gen.
Overigens behoorde hij even
als zijn voorouders tot den aan-
zienlijken koopmansstand
en bleef den Koperhandel en
pletterij voortzetten.
Een groot gedeelte van het
jaar bewoonde hij met zijn ge-
zin "De Rotterdams(ch)e koper-
molen" en breidde de bezitting
aanmerkelijk uit.
26
Nog een grote vijver liet hij bij-
graven, een sierlijke met kastan-
jebomen beplante laan werd
aangelegd, enz.. De aldus ge-
noemde "nieuwe partij" droeg
zeer veel bij tot de verfraaing
van het buitenverblijf. Voorts
koesterde hij het voornemen
om de bestaande woningen te
doen afbreken ten einde deze
te vervangen door een groot
uit twee verdiepingen be-
staand huis onder één dak.
Verschillende redenen echter
mede als gevolg der treurige re-
volutionaire toestanden die
destijds voortdurend in ons va-
derland heersten maar voor-
al het smartelijk verlies zijner
echtgenoote die in 1796 op slechts
twee en veertig jarigen leeftijd
overleed waren oorzaak dat
het voorgenomen bouwplan
niet plaats had
Lucia Maria Raeber ontsliep
den 21en augustus 1796 en Daniel
Adrzn overleed den 21en mei 1809
ruim 63 jaar oud zijnde
Beider overschot rust in het
graf No. 33 van de St. Laurens
kerk.
27
Daniel Adrzn is een, op veel zij-
dig gebied, zeer ontwikkeld man
geweest hetgeen onder meer ook
blijkt uit het voorkomen in het
werk "Rotterdamse historie-
bladen" van 1876 door J.H. Schef-
fer en Fr. D. O. Obreen en aldus
luidende:
"de heer Daniel de Jongh Adrzn
was een groot verzamelaar en
kunstliefhebber blijkens een in
de bibliotheek te Rotterdam
berustende catalogus die niet
minder dan 387 bladzijden be-
vat en getiteld is:
"Catologus van ene fraaie
verzameling schilderijen als
mede ene uitmuntende col-
lectie eigen ge-etste en gegraveer-
de prenten door de voornaam-
ste nederlandse meesters
Fransen en andere prentwerken"
" Alles nagelaten door wijlen
den weledelen heer Daniel de
Jongh Adrzn , welke zullen wor-
den verkocht op maandag den
20en maart 1810 en volgende
dagen in het gebouw van het te-
kengenootschap onder de zin-
spreuk:
28
"Hierdoor tot ho(o)ger te Rotterdam"
Zie voorts het bij de volgende
generatie vermelde over de na-
gelaten bibliotheek van zijn zoon
Erdwin Adrianus.
Klik hier voor deel 2
<<< Terug <<<