Bron: FAdJ
C.A. de Jongh in 1921
Een laatste hoofdstuk over hemzelf en zijn vrouw is toegevoegd door
mijn grootvader Karel de Jongh. Opa bewaarde het schriftje in zijn bovenste
bureaula en liet ons er bij uitzondering uit lezen. Van het schriftje bestaan
tenminste twee praktisch indentieke versies in het zelfde handschrift.
In de vroege jaren 70 van de vorige eeuw heeft mijn vrouw Irene er al eens een getypte versie
van gemaakt en hebben we kopieën daarvan in de familie uitgedeeld. .
De nummers op lege regels geven het bladnummer aan.
Dit is deel1 van 2 van deze schrijver. Deel 3 is van de hand van Karel de Jongh.
1 Het geslacht de Jongh vanaf 1621 tot en met de 7e generatie. Een aangeschakeld verhaal der lotgevallen onzer voorouders bestond tot dusver niet. Ook waren geen volkomen betrouw- bare aantekeningen in ons bezit van gebeurtenissen waarbij onze voorouders waren betrokken. Zoveel doenlijk heb ik getracht met dit overzicht in een en ander te voorzien en daarbij de bronnen vermeld welke bij de samen- stelling ervan zijn geraadpleegd Arnhem, juni 1923 C. A. de Jongh 2 Famillewapen Dit bestaat uit een gouden schild waarop als wapenfiguur een zadel met zilveren stijgbeu- gels. Zadel en stijgriemen zijn roodgekleurd. In het "Armorial Général contenant les description des familles nobles et patriciennes " van de heer J.B. Rietstap wordt het volgende beschreven: "De Jongh-Rotterdam: D'or a une selle de guelle avec ses étriers en argent" De wapenfiguur is de symbo- lische voorstelling van monter in de betekenis van in aanzien stijgen. Oorspronkelijk droeg het schild als ornament twee opstaande vleugels welke in de loop der 19e eeuw vervangen zijn door het fantasiekroontje 't welk thans ons wapen siert. 3 1e Generatie Amsterdam is de bakermat van ons geslacht en de eerste der voorouders waarvan met zekerheid kon worden vast ge- steld dat hij onze famillenaam heeft gevoerd is Jan Geritszoon. Hij was koperhandelaar, werd in 1621 te Amsterdam geboren en huwde in 1645 op 24 jarigen leeftijd met de eveneens in haar geboorteplaats Amsterdam wonende en 23 jarige Annetje (Anna) Jans. Volgens de acte in het puy re- gister had de aankondiging van het huwelijk plaats op den 14en januari 1645. In deze acte wordt Gerrit Gerritzn als getuige en als de va- der van Jan Gerritzoon genoemd. Nadat uit gemelde echt een zoon (Johannes) geboren was heeft de vader Jan Gerrits- zoon de naam "de Jongh" aan zijne voornamen zouden we thans kunnen zeggen toege- voegd en behouden. Beide echtelieden waren 4 in 1689 overleden. Wegens onvolle- digheid der betreffende registers kon de juiste datum van hun overlijden niet worden opge- geven. Zie voorts het bij de 3e gene- ratie vermelde over den doop van hun kleinzoon Daniel de Jongh. 5 2e Generatie Den 11en november1646 werd Johannes geboren en na door zijn vader tot koperhandelaar te zijn opgeleid vestigde hij zich in 1674 te Amsterdam als zelf- standig poorter {hetgeen burger of ingezetene betekend}. In het Amsterdamse poorter- boek is op den 6en maart 1674 hiervan aldus melding gemaakt: "dat Johannes de Jongh bij de burgemeesteren is gebleken een ingeboren poorter te dezer stede" Hij trad datzelfde jaar in het huwelijk en dienaangaande komt in het Amsterdams puyeboek de volgende door Johannes ondertekende acte voor: "Den 21en September 1674 compareerden als voren en zijn op d' acte van Pieter Sijmens koster tot {te} Hoorn, ingetekend Johannes de Jongh van Amster- dam, koopman oud 27 jaar en Aaltje {Alida} de Krijt, woont tot Hoorn, verzoekende hare drie zondagse uitroepingen Zijne echtgenote schonk den 6 12en Januari 1676 het leven aan een zoon en overleed dien zelf- den dag. Zeven jaar later, namelijk 24 januari 1683 hertrouwde Johannes te Amsterdam met Sara Hoos welk tweede huwe- lijk kinderloos is gebleven Nog ruim zes jaar bleef hij den koperhandel te Amsterdam uitoefenen waarna hij in 1689 naar Rotterdam verhuisde en aldaar met zijn gezin een wo- ning aan de Zuidblaak betrok. Te Rotterdam stichtte hij een handelshuis hetwelk na- dat zijn zoon bij diens meer- derjarigheid als deelgenoot daarin was opgenomen den naam Johannes de Jongh en Zoon (droeg). Van omstreeks dezen tijd {1675-1700} dateert ons famille wapen. Volgens G. van Reijns's geschie- kundige beschrijving van Rot- terdam begon in 1711 de bear beiding van het kostbare kope- ren hek in de groote of St. Lau- rens kerk dat in 1715 werd vol- 7 tooid en nog steeds een sieraad der kerk uitmaakt. De kerk- meesters, aldus leest men, koch- ten zelf daartoe het benodigde koper bij verschillende koper- handelaren voornamelijk bij Thomas Cremer en Johannes de Jongh en Zoon. Terloops zij hier aangetekend dat in deze grote of st Laurens- kerk een aantal leden onzer famille begraven zijn. Als rechtzinnig gelovige maakte Johannes deel uit van het kerkbestuur der Evan- gelisch Lutherse gemeente te Rotterdam. Het oude onaan- zienlijke kerkgebouw dezer gemeente was gelegen aan de Vest, nabij de Heerenstraat en heeft aan dien oord zijn naam van Lutherse Vest nagelaten. Het werk "De geschiedenis der Evangelisch Lutherse ge- meente te Rotterdam " door den predikant J.C. Schultz Ja- cobi vermeld dat Johannes de Jongh aan deze kerk een gro- te foliobijbel schonk. Ook schonk hij nog in 1716 gezamelijk met 8 Cornelia van Reijnsbergen {we- duwe van Gerrit van Brakel senior} twee zilveren bekers ten gebruike bij het heilig avondmaal. Dit stel bekers thans nog in het bezit der Nieuwe Luther- se kerk, werd mij bij een be- zoek aan die kerk getoond. De tweede vrouw van Johan- nes, Sara Hoos, is 27 november 1712 overleden. Hijzelf stierf achtien jaar later op ruim 83 jarigen leeftijd den 27 februa- ri 1730. Bij zijn testamentaire be- schikking werd een legaat aan de oude Lutherse kerk toegewezen. in het graf No. 126 der St. Laurenskerk werd den overle- dene bijgezet. Zijn lichaam is echter 2 april 1731 overgebracht naar het graf No. 259 in die kerk. 9 3e Generatie Daniel, enige zoon uit het huwelijk van Johannes de Jongh en Alida de Krijt en den 12 januari 1676 te Amsterdam geboren werd drie dagen later ten huize van zijn vader gedoopt door den Lutherse predikant dominee Borns. Blijkens de acte in het doopregister waren de beide grootouders Jan Gerritzn de Jongh en Anna Jans als getui- gen bij de plechtigheid tegen- woordig. Met zijn vader in 1687 naar Rotterdam verhuisd zijnde ge- noot de toen 13 jarige jongeling aldaar zijn verdere zeer deug- delijke opleiding voor den handel. Op 37 jarigen leeftijd huwde Daniel met de 23 jarige Elisabeth Hartigh, dochter van Adriaan Hartigh en Dina Klan. De ver- bintenis kwam 5 april 1713 tot stand en het echtpaar be- trok een woning aan de Zuid- blaak. Uit hun huwelijk werden vijf kinderen gewonnen. Gedurende Daniels leven 10 kwam het reeds lang begeerde nieuwe Lutherse kerkgebouw tot stand en daar hij één der drie hoofdbegunstigers was die de stoot gaven tot dien kerkgebouw volgen hier dienaangaande enige mededelingen. Uitgebreider beschrijving komt voor in verschillende wer- ken o.a. in de reeds genoem- de der heren van Reijn en Schultz Jacobi. Den 25en februari 1732 koch- ten drie leden der Lutherse kerk- raads, Daniel de Jongh Senior, Johannes Croll en Cornelis van Brakel, huis en stalling van wijlen burgemeeester Jan de Meij, heer van IJsselmonde, gelegen aan den Wolfshoek, alsmede het pakhuis van de heer Jan Ozij en Mejuffrouw Schraaf- weg. Al deze panden boden zij den kerkeraad aan tot opbou- wing eener kerk, met bepaling deze panden voor zich te houden bij aldien daartoe verlof gewei gerd of genoegzaam fonds ont- breken mocht. 11 Het stadsbestuur gaf 8 juli 1732 de gevraagde toestemming maar het duurde nog tot 5 a- pril 1733 eer de kundige archi- tect Faber tot bouwmeester werd aangenomen. Inmiddels werden talrijke bedragen voor het grootse bouw- plan ontvangen. ook uit Am- terdam en andere goed gezin- de gemeenten kwamen velen giften in. den 5en october 1733 geschied- de de plechtige eerste steenleg- ging door Agatha Maria Croll en Daniel de Jongh junior, kin- deren van twee der hoofdwel- doeners terwijl de derde, Cor- nelis van Brakel deze eer niet- begeerd had. Ruim drie jaar duurde de gehele bouw welke begin december 1736 voltooid was. Het fraaie koepeldak, be- staande uit een vierkant, aan welke ter weerszijde een halve koepel is verbonden, was tijdens de stichting met leien gedekt doch werd ruim vijftig jaar later geheel met zware kopere platen bekleed. 12 Inwendig valt terstond het spreekgestoelte op, een meest- terstuk van beeldhouwwerk en geschonken door de drie leden der bouwcommissie, Jacobus Kogel, Theodorus Martinus Lie- benroth en Jan Lodewijk Gail. Over den preekstoel tegen den oostmuur ziet men een o- vale bol geslepen grote marmer- steen waarop in gouden letters de namen staan der beide kin- deren die op 5 october 1733 den eer- sten steen hebben gelegd. Rondom dat marmer is kunstig stucadoorswerk (dat) tegelijkertijd een fraai uurwerk omsluit, geschonken door Gerrit van Bra- kel, Johannes Croll, Hendrik van Dobben en Daniel de Jongh senior, terwijl aan weerszijden van het stucadoorswerk de famille- wapens der eerste steenleggers nog gespaard zijn gebleven. De inwijdingsleerreden had- den plaats op den 16en december 1736 des voormiddags door dominee Croesen en des namiddags door dominee C.O Mitsen. Laatstgenoemde predikant was door zijn huwe- 13 lijk met Helana van Brakel zeer nauw verwant aan den der- den hoofdbegunstiger, Corne- lis van Brakel. Bij de ochtendoefening was de belanstelling dermate groot dat vele bezoekers bui- ten het gebouw moesten blij- ven. Ook de middagkerk was dicht bezet Voor deze middagrede was tot tekst gekozen Haggai II vers:9 "De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden dan 't eerste geweest is". Dominee Mitsen richtte zich ondermeer aldus tot zijne hoorders: "Dewijl ge het nu beter hebt dan in uw oude godshuis zo betert ook uw leven opdat de Heer bij ons wone aan deze plaats" "Blijft niet hangen aan de stenen en het gebouw van den tweeden tempel maar als levende stenen timmert U tot een geestelijk huis.." enz. De sierlijke zilvere gedenk- penning op den kerkbouw, thans nog in verschillende penningkabi- netten aanwezig, werd ontwor- 14 pen en vervaardigd door den be- roemden Amsterdansen pen- ningmaker M. Holzley Aan de eene zijde daarvan vertoont zich de stad langs de Maaszijde. Op den voorgrond zit een riviergod, leunende op zijn waterkruik waaruit water stroomt en die het woord Maas draagt. Hij is voorzien van zijn gewone attributen ter- wijl zijn linkerhand een boom van overvloed omvat. Verder ziet men er vijf wapens op, midden in dat van Rotterdam, terwijl de anderen de wapens zijn der vier burgemeesters onder wier be- wind de vrijheid tot den opbouw verleend werd en voorts als rondschrift in versvorm: " De leden die Gods geest in christus komst verenen" en op de keerzijde het vervolg van dit rondschrift: "Verstrekten dit gebouw tot levendige stenen" Aan die zijde der gedenkpen- ning ziet men verder de nieuw gebouwde kerk, zoals zij zich aan de noord en oostzijde vertoont en daaronder twee wapentjes. 15 Rechts het wapen der famille de Jongh en links het gekwartilleerd wapen de Jongh-Croll met bijschrift: A.M. Croll en D. de Jongh jun. de eerste steen gelegd 5 october 1733, vol- tooid 1730. De verklaring van het anders weinig begrijpelijke rondschrift is, voor zover mij bekend, deze: De beide laatste woorden "levendige stenen" zijn gekozen terwille van het rijm en bete- kenen : een geestelijk huis; ter wijl het woord " levendige " in- plaats van levende een zogenaam- de dichterlijke vrijheid is om het aantal sylaben der bei- de versregels even groot te doen zijn. Zeker is het intussen dat het rondschrift met de inwijdings rede van dominee Mitsen verband houdt en meer bepaaldelijk met hetgeen hiervoren is aan- gehaald. De beide door mij in de 2e alinea onderstreepte gedeel- ten doen de betekenis van het rondschrift alleszints duidelijk uitkomen. 16 Daniel de Jongh senior wist als zeer doortastend en bekwaam koopman ook zijn handelsaan- gelegenheden belangrijk uit te breiden en tevens tot groten bloei te brengen. Elisabeth Hartigh zijne vrouw en degelijke moeder harer kin- deren, ontsliep den 25en juni 1746 op 56 jarigen leeftijd. Da- niel overleed twee jaar later den 27en september 1748, ruim 72 jaar oud zijnde. Beiden zijn in het graf No. 259 in de St. Laurenskerk begraven waarin reeds hun vader Johan- nes rustte. 17 4e Generatie De namen der vijf kinderen uit het huwelijk de Jongh-Har- tigh zijn: I Johannes, geboren 4 maart 1714 en den 12en juni 1742 getrouwd met Anna Paulina Wesling welke verbintenis kinderloos is gebleven. II Adrianus, geboren 12 octo- ber 1715 huwde met Anna Geertruy Croll. Zij was 5 april 1727 te Amsterdam geboren en een dochter van Jacobus Croll en Elisabeth Koopman. Nadat het huwelijk 24 december 1744 tot stand was gekomen betrok het jeugdig paar de wo- ning No. A 88 aan de Boompjes. Slechts één kind (een zoon) werd uit hunne echt geboren. III Daniel, geboren in 1718 en twee jaar later in 1720 over- leden IV Alida Sara, geboren 16 november 1719 werd den 28 november 1747 de echtgenote van Floris Croll, een broer van Anna Geertruy. V Daniel junior geboren 2 november 1721, huwde 7 april 1750 Anna 18 Eduardina Elisabeth Gordon, welke echt, evenals die van zijn oudsten broeder, kinderloos bleef. Evenals hun vader Daniel bleven de drie zoons als koper- handelaren te Rotterdam ge- vestigd, aan welken handel later een koperpletterij werd toegevoegd. De drie broeders de Jongh met nog vijf andere leden der Evangelisch Lutherse gemeente te weten Clementina van Dobben, Hen- ricus van Dobben, Theodoor Jan Christoffers, Gerrit van Brakel en (Helena) van Brakel {we- duwe van dominee Mitsen} boden in mei 1748 den kerkeraad aan om geheel ten hunnen kosten een orgel in de kerk te doen plaat- sen De uitvoering geschiedde door den kundigen maker van het wereldberoemde Haarlemse orgel Christiaan Muller. Den 19en october 1749 werd het orgel het eerst bij de godsdienstoefe- ning bespeeld met Gerard Vos als organist. Voorts namen de acht schen- kers van het orgel het onderhoud daarvan en de bezoldiging van organist en balkentreder gedu- rende twaalf opvolgende jaren voor hunne rekening en hiel- den de verlenging met nog zes jaren voor. Na verloop van deze achttien- tien jaren gaven de twee nog overgebleven schenkers te weten Adrianus de Jongh en Daniel de Jongh junior in 1767 tegelijk met het orgel een orgelfonds aan rentebrieven en het saldo aan contanten over aan het kerkbestuur. Met nog twintig andere le- den der Evangelische Lutherse kerk boden vorengenoemde broeders Adri- anus en Daniel de Jongh junior den 24en januari 1769 een gebouw aan- staande aan den Schotsendijk bij de Schotse kerk voor de stich- ting van een Luthers weeshuis . Na eenige formaliteiten met de staten van Holland en het be- stuur der stad Rotterdam ge- schiedde 29 april 1769 de over- 20 dracht in vrijen eigendom van de gemeente en de 17en mei daaraanvolgend waren er reeds twaalf kinderen in het wees- huis opgenomen. Tot de eerste regenten van dit weeshuis behoorde o.a. Adri- anus de Jongh. Veel gevoelde de Evangelisch Lutherse kerkeraad voor ene vervanging der bestaande leien dakbedekking door een bekleding met kopere platen. De kerkeraad hechte er ten slotte zijne goedkeuring aan nadat hem daartoe in 1786 een voorschot was aangeboden ter- wijl de leveranciers bereid wa- ren tot tegemoetkoming in de wijze van voldoening. Intussen duurde de onder- handelingen nog drie jaar en eerst in den loop van 1(7)89 werd het plan ten uitvoer gebracht. De koperslager Dudij die het werk verrichte stelde zich voor de schade gedurende twintig jaar aansprakelijk. Daniel de Jongh junior was de 21 stichter van een kopermolen. Omstreeks 1745 kocht hij in de omgeving van Apeldoorn een pa- piermolen met een aanliggende uitgebreide strook lands, alles gelegen in de buurtschap Wenum, halverwege het Loo en het dorp Vaasen en richte er een koper- pletterij op. Het verval van twee beken welke na samenvloeing tot één brede beek door het landgoed stroomde, verschafte de vereiste beweegkracht voor de pletterij. Aangetrokken door de schone ligging van het helder stromend water en de prachtige omgeving liet hij er tevens in oudhol- landse stijl een kleine buiten- plaats bouwen. Oorspronkelijk bestond deze uit een fraaie koepelkamer met slaapkamer aan de ene en keu- ken aan de andere zijde, wel- ke later door grotere nevenge- bouwen zijn vervangen. De verschillende daken zijn thans nog te onderscheiden. Een grote vijver werd gegra- ven, bomen verzord, bijplan- ting had plaats, gras en bloem- 22 perken werden aangelegd , enz. hetgeen reeds spoedig een sier- lijke en aantrekkelijke indruk te weeg bracht. Het geheel kreeg de naam van "De Rotter- dams(ch)e Kopermolen" Des winters betrok het echtpaar Daniel de Jongh junior hun aan de Haringvliet te Rotterdam gelegen huis en overi- gens woonden zij op den Koper- molen. De koperhandel der broe- ders bleef in bloei toenemen en de pletterij te Apeldoorn is aan die welvaart zeer bevorder- lijk geweest. Johannes de oudste van de drie broeders overleed op ruim 52 jarige leeftijd den 23en mei 1766. Zijne echtgenote Anna Pau- lina Wesling overleed op den 20en mei 1793 ruim 76 jaar oud zijnde. Beiden zijn in het graf No. 1 der St. Laurenskerk begraven. Adrianus overleed, ruim 61 jaar oud zijnde de 27en a- pril 1777. Zijne echtgenote Anna Geertruy Croll werd ruim 84 jaar en ontsliep de 23en april 23 1811. Beiden zijn in het graf van hun broeder Johannes, No. 150 der St Laurenkerk gezet. Alida Sara en haar echt- genoot Floris Croll overleden respectievelijk in 1757 en 1786. Daniel de Jongh junior ver- loor zijne echtgenote Anna Eduardina Elisabeth Gordon den 26en april 1783. Hijzelf woonde zijn laatste levensja- ren te Laken bij Brussel waar hij ruim 75 oud zijnde den 7en november 1796 overleed. Zijn overschot werd naar Rotterdam vervoerd en bijgezet in het graf No. 259 der St. Laurenskerk waarin reeds zijne vrouw, zijne ouders en ook zijn grootvader waren begraven. Na zijn dood erfde zijn pe- tekind Daniel Adrzn "De Rotter- dams(ch)e Kopermolen" met al wat daarbij hoorde. 24 5e Generatie Daniel Adrzn enig kind uit het huwelijk de Jongh/Croll werd 26 october 1745 te Rotterdam geboren. Nog zeer jeugdig zijnde logeerde hij reeds dikwijls op den kopermolen bij zijn oom en tante die zelf geen kinderen hebbende bizon- der met hem waren ingenomen. Later als jonge man was het Daniel Adrzn al zeer welkom om daar te vertoeven want door verschillende uitstapjes in de omgeving was hij in ken- nis gekomen met de beeldscho- ne Lucia Maria Raeber die zijn echtgenote geworden is. Den 29en januari 1754 was zij te Goslar in den Harz geboren en woonde bij hare ouders, het echtpaar Erdwin Ernst Raeber- Baatman, in één der tot het vorstelijk Loo behorende gebou- wen. De heer Raeber was na- melijk operjagermeester van den stadhouder prins Willem V De verbintenis met Lucia Maria kwam 29 september 1774 tot stand en de jong gehuwden be- trokken te Rotterdam een wo- 25 ning aan de Zuidblaak. Zij schonk haar echtgenoot tien kinderen. Uit het werk " De regering van Rotterdam" van de heer Unger blijkt dat Daniel Adrzn van 21 januari 1795 tot 4 maart daar aanvolgend als provisioneel raad deel uitmaakte van de Rotterdamse vroedschap en gedurende dien tijd als pro- visioneel wethouder de werk- kring waarnam van de tijde- lijk afwezigen functionaris. Verder diende hij in verschil- lende officiersrangen bij de Rot- terdamse schutterij en nog in andere honorifieke betrekkin- gen. Overigens behoorde hij even als zijn voorouders tot den aan- zienlijken koopmansstand en bleef den Koperhandel en pletterij voortzetten. Een groot gedeelte van het jaar bewoonde hij met zijn ge- zin "De Rotterdams(ch)e koper- molen" en breidde de bezitting aanmerkelijk uit. 26 Nog een grote vijver liet hij bij- graven, een sierlijke met kastan- jebomen beplante laan werd aangelegd, enz.. De aldus ge- noemde "nieuwe partij" droeg zeer veel bij tot de verfraaing van het buitenverblijf. Voorts koesterde hij het voornemen om de bestaande woningen te doen afbreken ten einde deze te vervangen door een groot uit twee verdiepingen be- staand huis onder één dak. Verschillende redenen echter mede als gevolg der treurige re- volutionaire toestanden die destijds voortdurend in ons va- derland heersten maar voor- al het smartelijk verlies zijner echtgenoote die in 1796 op slechts twee en veertig jarigen leeftijd overleed waren oorzaak dat het voorgenomen bouwplan niet plaats had Lucia Maria Raeber ontsliep den 21en augustus 1796 en Daniel Adrzn overleed den 21en mei 1809 ruim 63 jaar oud zijnde Beider overschot rust in het graf No. 33 van de St. Laurens kerk. 27 Daniel Adrzn is een, op veel zij- dig gebied, zeer ontwikkeld man geweest hetgeen onder meer ook blijkt uit het voorkomen in het werk "Rotterdamse historie- bladen" van 1876 door J.H. Schef- fer en Fr. D. O. Obreen en aldus luidende: "de heer Daniel de Jongh Adrzn was een groot verzamelaar en kunstliefhebber blijkens een in de bibliotheek te Rotterdam berustende catalogus die niet minder dan 387 bladzijden be- vat en getiteld is: "Catologus van ene fraaie verzameling schilderijen als mede ene uitmuntende col- lectie eigen ge-etste en gegraveer- de prenten door de voornaam- ste nederlandse meesters Fransen en andere prentwerken" " Alles nagelaten door wijlen den weledelen heer Daniel de Jongh Adrzn , welke zullen wor- den verkocht op maandag den 20en maart 1810 en volgende dagen in het gebouw van het te- kengenootschap onder de zin- spreuk: 28 "Hierdoor tot ho(o)ger te Rotterdam" Zie voorts het bij de volgende generatie vermelde over de na- gelaten bibliotheek van zijn zoon Erdwin Adrianus.
Klik hier voor deel 2
<<< Terug <<<