Aantekeningen betreffende het koperpletterijbedrijf van de familie De Jongh.
Als grondstof diende ruw of gebruikt koper. Dit werd gesmolten en er werden soms
toevoegingen bij gedaan (legering). Na enige afkoeling werd het koper dan gehamerd of later ook gewalst tot platen of gevormd tot b.v. ketels. Als het koper teveel was afgekoeld of omdat het als halffabrikaat werd aangevoerd werd het in ovens verhit om het beter geschikt te maken voor het pletten. Blaasbalgen voor de ovens werden aangedreven door het waterrad. Voor de eindkoeling zal zeker water uit de beek zijn gebruikt. Er waren ook machines om de koperplaten te knippen. Al met al een omvangrijke installatie.
Bij mijn bezoek in 1986 aan de Rotterdamse Kopermolen ontving ik van de toenmalige eigenaar
een brok vreemd gevormde steen In de kern donkergrauw cement met een witte bovenlaag waarin verglaasde blauwgroene insluitsels waarvan ik vermoed dat het een
stuk van de vuurvaste bemetseling van een kopersmeltkroes is.
Blijkens een "naamrol der uitzetting van de lasten" van de Heerlijkheid het Loo over 1768/69 uit de coll. Hardonk zijn de volgende personen
werkzaam op de molen: Daniel de Jong[h], Laurens Landaal (Was kennelijk de voorman. Hij werkte in 1747 vermoedelijk op de Kopermolen aan de Grift. Hij neemt in 1773
de functie van Buurscholtis [?] van de Wenumermarkt over van Elbert Wijnbergen vroegere eigenaar van de Nieuwe Molen (gekocht door De Jongh in 1767). Landaal overleed op 16-1-1776 op de Rotterdamse Kopermolen)
, Willem de Koperslager, Gerrit Lange, Hendrik Gerrits uit Wermen, Loog Korthals, Frederik van Luit en Jan Brink.
In de brieven De Jongh word nauwelijks iets vermeld over het bedrijf. De enige informatie die ik vond is een passage
in een brief van begin september 1779 van Lucia de Jongh - Raeber logerende bij haar vader op het Loo aan haar in Rotterdam verblijvende man:
” Donderdag zijn Antje en ik met de kindertjes, Liezabet en Noeltje op de molen bij tante geweest
en oom (Daniel de Jongh) reet met het wagentje na het Loo terug om de middag bij vader te passeeren.
Daer wierd gesmolten, dat voor de meyden iets raars om te te zien was. En die vervolgens met vrouw Heering met haer 6 kinderen met de onse en de meyden van tante alles bezagen en al het volkje gongen bezoeken en dat avonds op chocolade onthaalt wierden. “
(voor gehele brief Klick hier) [Kennelijk heeft Heering Landaal als voorman opgevolgd]
Uit het boek Koormullenaers, Pampiermaeckers en Coperslaghers; Korte historie der waterradmolens van Apeldoorn, Beekbergen en Loenen; R Hardonk 1968 onleen ik de volgende citaten:
Blz 198:”In 1779 brengen enige reizigers tijdens een toertje door Gelderland een bezoek aan de kopermolen van de heer de Jongh te Wenum waar 'het oude koper gesmolten, in vormen gegoten en tot platen geslagen wordt. Het water ... doet de groote blaasbalgen en de ontzaggelijke beukhamers bewegen: het vuur van houtskolen, die hier ook bereid worden, is verschrikkelijk, en men is verwonderd dat mensen het lang daarbij kunnen uithouden. De baas was evenwel een gezond man en had 6 frissche kinderen'.De kopermolens beleefden toen een gouden tijd vooral door de vervaardiging van koperen platen voor de bekleding van de houten rompen der zeeschepen. Verder maakte men er de grote koperen suikerketels voor de suikerplantages in West-Indie “
Met “De baas” werd voorman Heering bedoeld.
Een wat langdradig en daarom ingekort citaat uit Hardonk blz 200 t/m 202 behandeld de fabricage op de zogenaamde Amsterdamsche kopermolen te Vaasen in het begin van de negentiende eeuw
in meer detail. Hoofdpersoon is molenbaas Paul Heering wiens vader en grootvader ook al molenbaas was. Is het dezelfde die in 1779 op de Rotterdamse kopermolen werkte of meer waarschijnlijk een zoon ?
“ Die smeltoven..... opgesteld in een afgeschoten deel der fabriek en weinig gebruikt want slechts zelden was het geelkoper noodig dat daarin werd gesmolten. Om geel koper te maken was bij het rood koper zink te voegen. Dit werd aangevoerd in den vorm van schuitjes met grauw oppervlakte, doch op de breuk zilverachtig kristalijn. Het smelten behandelde de baas (Heering) in eigen persoon...... Koper en zink werden door hem gevleid in een vuurvasten steenen pot, gesloten met een steenen deksel. Daarna gesteld in de oven en verhit, stegen er wittige vlammen uit de kroes als deze even werd geopend om te zien in hoeverre het smelten was gevorderd. Nu en dan werd er een stukje koper of zink bijgevoegd... Eindelijk ....... den kroes in een ijzeren vork en werden de snel verdonkerende scrorien met een ijzeren pollepel verwijderd van de oppervlakte, welke dan plotseling lichte als vloeiend goud. De pot werd vervolgens ...... uitgegoten met dunne straal in den gereed gemaakten leemen vorm. Het blok achterlatend ter bekoeling....... Zelden - maar dat was dan ook de grootste gebeurtenis - hoorden men de doffe slagen van den reuzenhamer. ...... de groote rond gesneden koperen plaat werd gehamerd tot een bodem met opstaande rand. Aan een lange zwaren, vierkanten balk .... was het zware ijzeren hamerblok bevestigd, een reuzen timmermanshamer die door eigen zwaarte neersloeg op een ijzeren aanbeeld. Als de steel of staart langzaam opgelicht door een nok aangebracht op de as van het waterrad plotseling werd losgelaten door die nok. Een grotere of kleinere watertoevoer op de schoepen regelde de snelheid der slagen. Eerst werd door hameren de plaat uigedijd langs de rand dan een krijtcirkel getrokken en onder de schaar afgeknipt het overtollige koper. ..... Deze (schaar) stond tussen de wals en den hamer, daar zij beiden was van noode. Het eene schaarbeen vast vast het andere gaapte op en neer, bevestigd aan een een langen balk werd de schaar in beweging gezet.........Eens de plaat rondgesneden kwam het moeilijkste het omkrullen van den rand. Daartoe versnelden de hamerslagen hooger en hooger rees de rand en sneller deden de ijzeren tangen ...... den koperen plaat rond cirkelen op het aambeeld. “
Hieronder een citaat uit http://www.gelderlandbinnenstebuiten.nl :
‘Deze molens brengen daartoe ieder één hamer in beweging; voorts hebben zij eenen oven of stookplaats om het koper te smelten, benevens nog een tweede om de platen te gloeijen; ook is bij twee der opgenoemde molens voor eenige jaren eene pletmachine daargesteld, door middel van welke de koperen platen meer tot volmaakt gelijke dikte gebracht worden dan zulks door middel van den hamer kan geschieden…'
Uit: 'Statistieke Beschrijving van Gelderland (1826'), in: H. Hagens, De kracht van stromend water. Negen eeuwen watermolens op de Veluwe (Hengelo 1876 / 1998) p. 35.;
Tekening van de "Rotterdamse Kopermolen" naar foto circa 1890. De molen was toen niet meer in gebruik
als kopermolen. Bron: Hagens
|