Bron: FAW
[Blz 1] 1 Aan mijne geliefde echtvriendin bij het overlijden van ons dochterje op den 14 november 1818 Lucia Maria Met U treuren met U weenen 5 teergeliefde echtvriendin bij het sterven van ons kindje ët jongste pandje onzer min dat ons nauwelijks was geschonken toen ik het ten grave bragt. 10 Met U klagen dierbaar Jansje met U weenen dag en nacht steeds aan dat verlies te denken toe te geven aan die smart. O dat strekte tot verlichting 15 van het diepgewonde hart en zo sleten wij de dagen zedert het scheiden van ons kind dat slegts leefde om te sterven dat zich reeds in ët graf bevind. 20 Doch wat zeg ik. Neen dat kindje rust niet in het akelig graf. Neen het stierf slegts om te leven bij hem die het schiep, ons gaf en terug nam om te leven 25 in een beter vaderland. [blz. 2] 1 Daartoe mijn geliefde gade waart gij ët middel in Gods hand. O hoe troostrijk dierbaar Jansje dit alleen is troost genoeg 5 voor het rijk der zaligheden stierf ons kindje niet te vroeg. Vrij van ët glibberig pad der aarde juicht het reeds in de eeuwigheid in het zalig lot dat Jezus 10 kinderkens heeft toegezeid. Vraag dan niet waartoe dat lijden. Waar toe al die bange smart. Waartoe werd dat kind geboren en gescheurd van ët ouderhard. 15 Neen schep moed mijn dierbaar Jansje denk niet dat ons tot een straf dezen engel werd geboren en ontnomen voor het graf. Denk veeleer het was ons denken 20 dat hier niets bestendig is en dat wij ook eenmaal sterven schoon dat uur onzeker is. [blz. 3] 1 Dat wij reeds dien wenk gedenken dan word ons ët geluk bereid dat wë ons kroost eens weder vinden in een zalige eeuwigheid 5 H.F van Meurs [blz. 4 ander handschrift. Kennelijk van Jansje] Dichtregelen van mijn dierbare echtgenoot op de dood van ons dierbaar kindje.
Naar documenten index
<<< Terug <<<