Bron: FAW
Blz 1 1 Allegorie aan A. M de J.... 5 Het toeval bragt mij onverwagt aan eenen schoonen oord. Geen stiller dal had ooit mijn oog met meerder kragt bekoord. ------- 't was alles lieflijk om mij heen. 10 Rust heerschte hier alom. Het kwam mij voor als waarde ik in scheppings heiligdom. ------- Het schaapje graasde vergenoegd, den vogel zong met lust. 15 Den mensch versleet zijn levenstijd der zorgen onbewust. ------- Ik doorkruisde met een zagt gevoel de kronkelenden paden en zag alom den schoonen halm 20 met vrugtbaar zaad beladen. ------- Mijn waadend oog ondekt eensklaps bij eenen heldren stroom, die ruisschenden het dal bevrugt, een schoonen jongen boom Blz 2 1 omslingerd door een klimopplant van blad zo frisch als schoon. Deez aanblik stemden mijne ziel in eene zagten toon. ------- Ik zag om mij heen en deezen oord kwam als bekend mij voor. Ik dagt voor eenen langen tijd ging eenmaal ik hier door. ------- Een held're straal scheen in mijn ziel. Ik bezon mij ja het was op deeze plaats waar daar klimop verlaten lag in 't gras. ------- Wat ik daar wenschte is vervult zij heeft zig opgericht geslingert om een jongen stam die voor geen stormen zwigt. ------- Nu bragt ik 't gunstig tot mijn dank ik vond bij haar gehoor. Klimop heeft weer opnieuw den steun dien eenmaal zij verloor.
Naar documenten index
<<< Terug <<<