Bron: FAW
Blz. 1 Marienberg den 1 maart [1829 in potlood] 1 't is waar zusjelief gij voor uwen doen zeer vlug in 't beantwoor- den waart. Weerts zegt het uithoofde van zijn vermaning is en daar dit geholpen heeft zal hij het nu en dan herhalen. 't was mij regt aangenaam wat omstandig van u en de uwen 5 te vernemen want de brieven van Meurs zijn meestal kort. Dat zeer natuurlijk is daar hij veel te doen heeft, gelijk ook bij Weerts het geval is. Nu eens met de ongelukkige kraagjes begonnen. Wij kunnen er u geen derde bezorgen of het moest er een dito zijn als van 10 Betzij. Zulk een kraagje heeft juff[rouw] Prins bij haar aan huis en weet niet van wie dat is maar anders kan ik er u geen be- zorgen. En de knegt zegt ook er niet meer dan die twee te hebben weggebragt. Mogelijk hebt gij u vergist en dat het bij u gebleven is. Enfin 't is buiten mijn schuld daar gij maar 15 van eene kraag geschreven hebt. Ik dank u voor de bezorging van de anchovis die wij reeds met smaak tweemaal gegeten hebben. Zedert drie weken ben ik het grootst deel van den dag beneden. Na den eeten ga ik nog na boven om wat op de 20 canapé uit te rusten en tog ben ik meestal 's avonds zoo moei dat mij alles hinderd. Maar 't is natuurlijk ik nog zeer zwak ben en bij iedere verandering van weder ben ik weer pijnlijk en dan ook zenuwachtig. En vooral wanneer dit dan 's nagts plaatst heeft dan slaap ik slegt. 25 Dit was nu ook weer het geval en nu ben ik vandaag weer lustloos en slap. Ik heb gisteren voor het eerst getoert maar dit is mij niet best bekomen. Ik was zeer vermoeid en verlangde maar naar huis. de doctor zegt ik het maar eens weer moet wagen. 't is ook wel mogelijk dat het dan beter 30 gaat. Ik was nu in drie maanden niet uit geweest. Ik hoop ook zusjelief dat het warmere saisoen voor mij heilzaam zijn zal en mijn zenuwgestel zal sterken. Dat het mij egter van mijne kwaal zal bevrijden kan ik mij niet mede Blz 2 1 vleijen. Die inwendige ongemakken zijn moeilijk te genezen. Ik kan niet ontkennen zusjelief dit denkbeeld niet zeer opbeurend is. En vooral wanneer het zulk een smartelijk lijden is waardoor men met angst denkt van het weer te 5 te zullen ondervinden. 't ligt mij nu nog zoo in 't geheugen dat ik bij de minste vermaning van pijn zeer zenuwachtig word. Voor twee á drie weken kreeg ik het 's nagts nog zoo erg dat, na het wat te hebben aangezien, Weerts moest op- staan om de meijden te roepen om voort pappen voor mij klaar 10 te maken om op 't lijf te leggen en gelukkig bedaarden het hierdoor spoedig. Geen dag gaat voorbij dat ik geheel zonder ongemakken ben. En tog dank ik de voorzienig- heid met diep gevoel die mij nog weer spaarde voor alles wat mij dierbaar is, en waarvoor ik hoop en mij mag vleijen 15 nuttig te kunnen zijn. Dog was dit ook niet in allen gevallen zoo van de brave Jans Pit. Is er ééne moeder die getrouwd was in de vervulling van alle hare pligten dan was het niemand anders dan zij ! En tog wierd zij aan allen ontrukt en voor haar lievelingen zal tog wel gezorgt worden. God is een vader der 20 wezen! De brief van Pit is aandoenlijk dog zeer opwekke- lijks geschreven!. Ik heb het eerst in de courant gelezen en trof mij zoo dat ik de geheele dag van streek was en kon de gedagten niet verdringen dat ook de mijnen mij hadden kunnen betreuren. Die mij allen met zoo veel hartelijkheid 25 aanhalen alsof ik hun opnieuw geschonken was. Oh! Dit gevoel is niet te beschrijven en mijn dierbaare echtvriend was geheel liefde en zorg voor mij. Dit kan ik hem nooit vergelden! Ik durf mij niet te vleijen zusjelief gij uwe belofte ver- 30 vuld maar dat gij door allen regt hartelijk zult verwelkomt worden daaraan behoeft gij niet te twijfelen. Voor weinige dagen spraken wij er nog van. Het spoedig een jaar word gij hier waart zegt genoegelijk. Snelde die dagen voor ons voorbij, maar in de herinnering zijn, zij mij nog wel eens tot verwijt om- Blz 3 1 dat ik toen minder bij mijn lieveling was, die zoo zeer mijnen zorg behoefde! Oh! De geringste gedagten van verzuim is ver- schrikkelijk. Dagelijks is ons dat dierbare kind voor den geest en Weerts en ik spraken veel over hem. En dikwijls moet 5 ik nog mijn beste vriend opbeuren. Zoo diep is zijn hart gewond! In 't beegin van deze winter ging hij in 't geheel niet uit. Ik kon er hem zelfs niet toe bewegen. Nu begint het wat te veranderen het heeft mij ook veel overwinning gekost om mijne droefheid te bedwingen toen ik zoo lang op die 10 kamer moest huizen daar ik voor een jaar met die lieve jongen zoo tobde en mij al zijn lijden herinnerden en dan ook weer zijn vrolijke oogenblikken en zijn lief aanhalend caracter en ik was het voor mij zelve verpligt daar mijn zenuwgestel zoo zwak was dat de minste aandoening mij zeer 15 nadeelig was. En nog doe ik alles om opgeruimd te zijn. Wij hebben het genoegen Arnold zedert woensdag bij ons te hebben. Hij heeft vrijdag moeten looten en is vrij gedobbeld. 't was ons eigenlijk indifferent want als hij er in viel waren de twee anderen vrij. Weerts had gaarne hij zelf looten anders 20 had hij geen permissie gekregen om over te koomen want het is op zijn kantoor zoo druk dat hij bijna geen tijd voor zich heeft. Hij is er egter zeer te vreden ook bij Den D. daar hij in huis is, een broeder van den bankier. Hij ziet er ook goed uit, is opgeruimd en heeft al een Duits accent. Gij zoud hem zeer 25 veranderd vinden. Gij benevens Meurs en Betsij ontvangt van hem de vriendelijke groeten en wanneer het eens wat minder druk op het kantoor [is] dan heeft hij plan u eens te schrijven Wij zijn uwe verjaardag met een glaasje eendagtig geweest. De ongesteldheid van Betzij zal hoop ik aan 't afnemen zijn. 30 Maar laat zij zig tog menageere! Op die leeftijd kan een ver- zuimde hoest zeer nadeelige gevolgen hebben en zoo als gij zegt zij is zoo sterk en schielijk gegroeit maar tog ook nog al in de dikte. Is men bij u niet voor de Gomma? Arnold hoest ook wat. Hij zegt het op reis verergerd is. Ik zal hem 35 ook een pakje mede geven. Nu voer ik hem, ook Daan die Blz. 4 1 mede verkouden is. Grutten- en ararot-wit is thans eene algemeene ziekte. 't is ook een streng winter. Wat is het nu nog nijpend koud. Ik voel het ook maar al te wel aan mijn gestel. Cremer is weer bedroefd aan 't sukkelen. Hij heeft gevallen 5 in zijn kamer. Men denkt uit zwakte in de beenen. En na die tijd is hij zoo pijnelijk, ofschoon er niets bezeerd is, dat hij meest in bed ligt en de eerste dagen geheel. En toen had hij ook koorts. En daarbij is hij zeer knorrig en van van niemand voldaan. Weerts bezoekt hem dagelijks maar krijgt ook 10 wel eens een veeg uit de pan. En tog zegt hij, hij hem het liefst bij zig heeft en hem nooit verveeld. Lucie Heemskerk heeft een miskraam gehad van 4 maanden. Zij is al weer beter. En nu kan men niet zeggen het een sujet van droefheid is. Zij heeft het reeds bezwaarlijk genoeg 15 met 4 kinderen. De twee jongens zijn robuust. De tweede is een zeer mooi kind. De jongste meisjes zijn teer. Van Lucie v[and d[en] Bosch heb ik voor weinige dagen een brief gehad. Zij was wat verkoude, ook Keetje en die had zeer erge wintervoetjes gehad. Zij had mevr[ouw] Gobius drie weken 20 gelogeerd gehad en Bert de laatste tien dagen ook. Ik kan nog niet begrijpen hoe die vrouw haar zoo bevalt, maar 't is door de conextie van de Van der Boschen want 't is een contrast. Zij bevalt mij niets! Lucie ziet met verlangen de brief van Betzij tegemoet en 25 hoop[t] die spoedig te ontvangen om daarin ook omtrent hare gezondheid geinformeerd te worden. Antwoord mij nu ook spoedig op deze zoo uitvoerige brief. Dat mij regt aangenaam zal zijn. En ontvangt en maak onze complimenten aan Meurs en Betzij en gelooft dat [ik] steeds met hartelijkheid 30 aan u denkt. uwe liefhebbende zuster Maria PS: van Wien ontving ik voor weinige dagen een hartelijke brief, 35 vergezeld met 12 heerlijke tongen. Van Daan kreeg ik deze winter ook een lieve brief.
Naar brieven index
<<< Terug <<<