Bron: FAW
[blz. 1] 1 Arnhem den 25 januari 1820 Beste zusje. Diep trof ons de zoo droevige en tevens on- verwagte tijding van U l[ieden] bittere teleurstelling. Dubbel tref- fend is dezelve daar gij nu weet dat U l[ieden] wensch dubbeld zou 5 zijn bekroont geweest. God heeft zeer zeker zijne wijze inzig- ten met U l[ieden] nu in 't kort zoo veel rampen te doen gevoelen maar die zijn vooral voor treurende harten moeilijk te doorgronden en mijne troostreden zijn ook te zwak. Niets kan U l[ieden] ook in deze oogenblikken eenige troost verschaffen 10 dan alleen de Godsdienst. Daardoor wordt men gesterkt om smartelijke lotgevallen met onderwerping te dragen en ont- vangt men de overtuiging dat alles wat ons treft alleen door God wordt bestierd, die een wijs en liefderijk vader is. Uit de twee laatste brieven van Meurs hadden wij niet kunnen 15 zien dat gij U eenigzints onwel gevoelde. Hij schreef wel van wat verkouden. Wij dagten dus niet het van aanbelang was en vooral dus niet dat er eenige questie was van een miskraam en daar wij zedert de dood van den tuinman al drie brieven van Meurs ontvingen flatteerden wij ons dat die schrik geen 20 nadeel zou gedaan hebben Woonden wij nu in eene plaats dan was ik dagelijks bij U en was U gaerne in alles van dienst. Nu is het niet mogelijk bij U te komen vooral in dit on- gunstige saisoen. Ik verlang dus onbeschrijflijk na nadere tijding door Meurs van U beste zusje. U de stilte aan te 25 rade is nu niet noodig daar gij die buiten zijnde ten volle kunt genieten maar gij moet U verder in alles goed soigneeren alsof het ordinaire kraam was. [blz. 2] 1 Ik had zondagavond aan U geschreven en wilde die brief gisterenmorgen op de post doen toen wij 't treurige bericht van Meurs ontvingen. Ik heb dezelve dus verscheurt. Ik wensch hartelijk dat gij uwe verloorene krachten spoedig 5 zult terug krijgen. Het buitenverblijf zal hiertoe wel het meeste bijdragen en is ook het aangenaamst in U l[ieden] tegenwoordigen zielsgesteltenis. Egter moet gij U beide niet te veel aan dit gevoel overgeven en te veel aan de menschelijke saamenleving ontrekken. Gij vindt vast onder 10 uwe kenissen te Harderwijk ook veel deelneming. Wie hebt gij thans bij U gelogeerd ? Mogten wij tog spoedig door goede tijding van u verblijd worden. Hartelijk omhelzen wij U l[ieden] in gedagten. Mij steeds noemende Uwe hartelijk lievende 15 Weerts zal nader eens en oprecht deelnemende aan Meurs schrijven zuster Mietje [Adres:] Madame Madame J.S.L. van Meurs Nee de Jongh a Harderwijk
Naar brieven index
<<< Terug <<<