Bron: FAW
1 Rotterdam den 19 jan(uari) 1812 Lieve Jansje Eindelijk zal ik mijn beloften volbrengen en uw een seer 5 omstandige brief toezenden. Menigwerf wilde ik mijn eens met uw op het papier onderhouden maar gedurig wierd ik verhindert. Nu gij zelfen een menage hebt lieve Jansje weet gij best wat daarin valt na te gaan. Daar ik deese in het doosje zend wint het ook al weder so veel port uit en ik menageer mijn dus niet om 10 over kleijnigheden een brief vol te kladden. Eerstelijk zal ik uw onse welstand mede deelen die meestal goed is. Ik ben altijd met zenuwhooftpijnen gekweld die niet verminderen met den ouden dag maar mijn menigwerf geheele dagen lusteloos en ziek maken. Het variabele en v[l]akke winterweder [br]eng[t] daartoe 15 vast veel bij. Mijn waarde man is seer gezond als ook de lieve kinderen die braaf groot worden en extra goed leeren. Lucie is altijd nog bij de brave jufr[ouw] Heusteekel edog Sander is tans bij de raad Rozendaal. Zijn school wierd slegt. Lucie gaat van tijd tot tijd op een kinderbal alwaar zij een heel aardig figuur maakt 20 doordien zij lief danst en sig tans veel beter houd als voorheen. Zij is een lief gehoorzaam meijsje daar ik veel plaisir van heb. Sander nog jonger en onbezonnen. Best superbe maar geeft mijn meer moeite als zij. Wij verheugen ons regt in uw welzijn en dat van uwen besten vriend. Gij houd uw dan maar eens regt goed in uwen 25 staat en ik wensch hartelijk gij eene gelukkige en even voorspoedige verlossing moogt hebben. Deese tijding zal mijn bisonder veel vergenoegen doen. De doopdeken die ik hier nevens zend is niet te schoon edog het is maar voor eens en in de winter. So gij die te vuil vind is het taf daar spoedig onder heen getornt 30 en gij kunt die in uwe quartiren mooijer gewassen krijgen als ik hier. De mutsjes, daar uw goede man uw mede verrast, zullen blz. 2 hoop ik na uw genoegen zijn. Ik nam die op Meurs zijn verzoek wat groot en [ze] zullen vast wel sterk zijn. Het zijn de laa[t]ste fatsoenen die men ontfing. So gij nog iets nodig hebt 35 so meld het mijn. Ik zal het met genoegen voor uw waarnemen. Van 't Else ontfingen wij heden nog tijding. Allen uitgenomen Lucie zijn daar wel. Die arme meyd sukkeld nog akelig. Zij zal na uw kraam so als ik hoor bij uw komen. De verandering van lugt is wel niet groot maar het kan haar dog goed doen. 40 Ik durf haar niet proponeeren van hier wat te komen. Zij zal daar weijnig lust in hebben maar so ik wist zij daar plan op zoude hebben, zoude ons huis voor haar open staan en ik zoude haar een kamer met vuur geven waar zij desnoods zoude kunnen zijn, so sij niet verkoos beneden te zijn wanneer 45 die weynige menschen die wij sien ons bezogten. Arnold van Miet en Alex moet een engeltje zijn. Ik verlang al weder om hem te zien. Miet blijft nog al vrij nu, alhoewel zij mischien al wel naar een dogter verlangt. Ik mag mijn helaas nog niet flatteeren. Mijn ingewanden zijn gans niet sterk. Ik laboreer veelal 50 aan diarees en neem nu en dan tot versterking hiervoor middelen. Dat is vast niet goed voor mijn en meschien wel eens oorzaak ik zwanger zijnde de boel weder om smijt (dit onder ons). Jan en Daan zijn ook welvarende. De eerstgenoemde is reeds regt aardig in zijn huishoudinge ge-etabliseert en ondervind 55 vrij wat meer gemakken als bij Pluim boven in de wolken. Wij hebben nog altijd de familledag tezamen. Wij zijn ook reeds eens bij hem geweest. Hij heef[t] alles regt goed in order. Nu zal ik eens aan mijn belofte voldoen die ik, daar het reeds zo lang geleden is, met moeijte volbreng 60 maar uw niet weijgeren wil. Gij weet dan lieve meijd dat het geroep van de komst onser monarch niet gering was. Alle de eerebogen en verdere vervaardigingen blz. 3 waren gemaakt, wanneer van tijd tot tijd die komst in onze stad wierd verschoven. De maire zond veertig dagen 65 te voren briefjes van invitatie rond op de fête die de stad zoude geven. De gevoelens waren verdeeld, egter was de groote menigte bepaald te gaan en wij de leveranciers van koper aan de marine bepaalden ons ook om te gaan. En ik liet een wit kreppe japonnetje maken met 70 een randje van silver dat ik had en daarover een manteau de cour van wit levantine ook met een silver randje. Dan liet ik in der haast een tulband maken. Edog daar Haserdonk uit de stad was moest ik mijn idé‚ selven opgeven aan de winkeldogter die het ook goed ten uitvoer bragt. 75 De maire en prefect (Suurmond en Zuijlen van Nieveld) lieten veele dames onderhands vragen of zij ook aan de keijzerin gepresenteerd wilden zijn. Veelen bedankten daarvoor, velen hadden daar lust in. Ik was van de eersten en maakte dus maar een pak. Eijndelijk was het gezegt 80 dat hunne majesteiten in 's Hage waren, spoedig hier dus. Den andere dag was men hun wagtende. Het Gemene- landshuis was in orde gemaakt, het hek daarvoor weggebroken en alle de huisen op den dijk daar men uit het GemeeneLands op zag waaren met groene bomen bedekt 85 so dat de menschen haast niet sien konden in hun huisen. Wij waren bij Gijsing de leerkoper op de Korte Hoogstraat gevraagd om de treijn te zien binnen komen en om elf uuren zouden wij daar heen gaan wanneer reeds om half elf uuren de klokken begonnen te luiden en 90 men de vorsten reeds op de Schie ,waar de regering hun de sleutels der stad aanbood, zag naderen. Wij met de twee kinderen spoeden ons so veel mogelijk het huis uit maar konden reeds niet meer door het volk bij het huis blz. 4 van Perk de apotheker en konden niet dan met moeijte 95 een plaatse op een zolder bij de koperslager Fasen krijgen alwaar wij eenige minuten slegts waren of er arriveerde reeds 6 koetsen met 6 paarden alwaar de zilvre en goude torren, heeren en dames van het hof, uitstapten. Alles wierd geschikt, gejaagd, geplaatst. Het 100 eene was na hun sin het andere niet. De guarde d'honeur vlogen als malle menschen, arangeerden sig eijndelijk en een geroep anonceerde de komst van onse vorsten. die wij extra duidelijk uit de koets de trappen op zagen gaan de keyser had een groene rok aan en 105 een ster op zijn borst was het enige wat hem distingeerde van de hovelingen die allen zo mooij als poe waren. De keyserin had een blauwe douillet aan en een blauwe hoed met pluimen op. Alle de collegien zijn daarop met meer dan 30 koetsen aangekomen. Wij 110 zagen die in hun costumes uitstappen en begaven ons na huis. Het regende vreeslijk. Mijn haar hing als treur- willigen om mijn hooft. De keijzer zoude gaan roeijen niettegenstaande het weder en de sloep, met rood fluweel bekleed en een gouden adelaar voor op, lag op de Leuve- 115 haven voor de steeg, daar men van den dijk afloopt het digste bij het paleijs, aan een expres daartoe getimmerd hooft. De havens waren sowel als de huisen opgepropt met menschen. Wij gingen na huis om te eeten zijnde het vier uuren. Wanneer een quartier daarna het vreeslijk 120 geloop der menigte en geschreeuw ons deed opreijsen en wij zagen onsen vorst in de sloep, die door dertig matrosen, als Turken gekleed vliegende geroeijd wierd, blz. 5 voorbij vaaren. Hij zat alleen op een bank en 4 van zijn eerste officieren op zijde van hem. Het bal en partij 125 daar reeds 6 weken alles pragtig voor in orde was zoude des anderdaags gegeven worden. Wij zaten op het dessert seer paisibel over alles te praten wanneer een briefje van de maire mijn overhandigd wierd dat haare majesteijt de keyserin een lijst was overhandigt van 130 130 dames uit deese stad dat zij er dertig had uitgekozen die zij dien avond om halfzeven uuren wilde sien en ik was die nombre als ook de dames Gevers - Speijboom, Larregniere, Fauché, Haïle, Hoogstraten de dogters der maire en alle de Eng. dames. En nu was Leijden in 135 last en men moest sig maar haasten om gereed te zijn. Ik zette mijn tulband op, kapte mijn dus zelven, trok mijn krep aan en was dus in 3/4 uur gereed. Ik reed met Jetje Fauché, Saar Haïle en mevrouw la Boucherè na de presentatie. Men bragt ons in een kamer waar het smoorwarm was moetende 140 reeds toen in october verschrikkelijk gestookt worden op het paleijs. Een portier, zijnde een goude tor, stond altijd in de kamer en hield de knop der deur vast. Men zag elkanderen aan. Eindelijk kwam een chambellan ons tellen en ziende wij alle dertig daar waren versogt men ons in de zaal 145 van audientie te gaan alwaar men ons en circle zette (staande te weten) en wij op de keyserin wagtende waren. Wanneer ineens de deuren open gingen en Napoleon selve gevolgt van zijne gemalin binnen trad. Hij sprak ons één voor één aan daarna ook de keyserin, vroeg onse namen 150 of wij hier vandaan waren, of wij kinderen haddden .. blz. 6 De keijzer was vrolijk die avond en kwam nog tot tweemaal bij mijn en M[evrouw] Haïle ons iets vragen. Daarna gingen zij heenen en wij, op de koetsen wat wagtende, gingen ook. Den andere dag was de fête. Ik liet mijn 155 kappen. Mijn juwelen gebruikte ik toen eens weder, deed mijn manteau de cour aan en daar onse heeren toen mede mogten gaan was het veel aangenamer. Op de nieuwe zaal die in de tuin van Den Doelen gebouwt is was aan de eene extremiteyt een troon van rood 160 met goud met fauteuils gemaakt en aan de andere kant een lief emplacement voor de musikanten. Deese zaal is overheerlijk en was toen door alle de kronen en witte elegante gordijnen voor de veertien ramen die de zaal lang is superbe. 165 Aan beide zijden wierden de dames door les maitres ceremonie geplaats de heeren agter ons staande bleef de zaal in de midden leeg. Na 1 1/2 uur wagten anonceerde men de keyser en keyserin die beneden eerst geresipieert wierden door de dames d'honneur 170 van onse stad. M[evrouw] Gevers van Endegeest, nigt Hoogstraten mevrouw Marivault en M[evrouw] van der Heijm die ook met de treijn binnen kwamen wanneer het musiek aanhefte en onse vorsten sig op den troon plaatste, twaalf jonge meijsjes la Corbeille aanboden en men de 175 quadrilles voor hun danste. Deese uit zijnde stonden zij op. De keijzer ging de eene kant de dames langs, de keijzerin de andere kant en zij gingen heenen. blz. 7 Daarna danste men tot twaalf uuren wanneer een allerheerlijkst soup‚ in de benedenzaal van 40 180 couverts en waar de veele heren stonden. Ons wagte 7 plateaus, 14 ananassen en 5 temples stonden alleen in het lang met twee op stapel gezette schepen. Eene plateau was 14 voet lang men had daar kunstig de batailles waarin onze vorst sig gewaagd had 185 opgelegd in couleuren. Enfin het was superbe en ik was niet in staat de tafel in de lengte te over te sien. Men danste daarna en om 8 uuren ging men na huis. Den andere dag roeijde de keyser en keyserin weder na de werf. Het was slegt weder dus spoedig gedaan. 190 Den andere dag vertrokken zij zonder te voet te paard of in de koets de stad te zijn door geweest. Het is hier fraai vol Fransen zij parresseeren op alle partijen en sommigen in particuliere huisen. De commisaire de pollice mr. Marivault, die in het groote huis van Litteld‚ 195 in De Boompjes woond, bragt met nieuwjaar bij de meeste fatsoenlijke lieden kaartjes en men bragt die wederom ook daags daaraan bij hem. Hij versogt allen die hij kaartjes gebragt had gepasseerde woensdag op een bal en assemble derwaar wij ook waren en ons goed vermaakten. 150 200 van de eersten hier uit de stad maakten de partij uit die superbe was en alwaar men tot half twee uuren des nags danste. Zijn vrouw is een charmant mooy vrouwtje seer vriendelijk tegen ieder die haar aanspreekt. Donderdag was hier een concert van een Italiaunner eerste sanger 205 van de keyser . Hetzelve was superbe. Die man is een kunstenaar in zijn vak en wierd algemeen geaplodiseert. blz. 8 Veel soupees zijn er niet deesen winter. Wij gaan en sien seer seer eenvoudig eenige goede vrienden als Gleijchman, Haïle, Hoogstraten, Stuvenberg .. en ammuseeren ons goed. 210 So komen wij al langzaam den winter door die wegens de koude wesentlijk niet hindert. Hetselve is so sagt dat ik vrees maart en april niet so sagt zullen zijn. Edog geen zorg voor de tijd niet waar. Er was geen tijd om aan het eene mutse de kant te zetten die ik 215 er voor uitgekozen had anders kwam de doos heden niet weg. Gij zult ook nog wel so veel tijd daartoe vinden eer de jonge jufrouw of jonge heer arriveert als ook om de doopdeken te laten wassen, so gij sulks noodzakelijk oordeelt. Het kussentje verdient het wel. 220 Ik twijfel niet Jansjelief of gij zult van deese courant tevreden zijn . Op stijl en schrift moet gij niet letten want ik weet waarlijk nog niet hoe ik hem gedaan gekregen heb. Ik schreef in geen jaar zo een groote brief. Ontvangt voor uw beijden van De Jongh en de kinderen 225 veel hartelijke groeten so als ik insgelijk aan Meurs zende. Denkt nu en dan om mijn. Houd uw kras en laat ons Meurs spoedig uwe gelukkige verlossing mede- deelen. Hierin sal sig hartelijk verheugen uw oprecht lievende zuster Emilie 230 So Meurs allasie vind een mooije cabellauw te kopen en aan onse oudelui voor onse rekening te versenden zal hij ons regt verpligten. Het adres is : Mevrouw E.A. Weerts geb. Wentholt 235 Wees so goed mijn op de huize Brinkgreve doosje terug te zenden. bij Deventer adres bij de wed(uwe) te Nuil op de Brink
Naar brieven index
<<< Terug <<<