Bron: FAW Brief d.d. 25 maart 1810 van de circa 23 jarige Johanna Adriana (Jans) van Beeftingh (1787-1828) aan haar vriendin Johanna Sophia Lucia ( Jans) de Jongh (1787-1875) die op dat moment bij haar zuster Anna Maria (Mietje) de Jongh_Weerts in Arnhem logeert
Adres: Mejuffrouw Mejuffrouw J.S.L. de Jongh ten huize van de Heer C.A. Weerts op het Elze bij Zutphen af te geven bij de heer Wenink op de Nieuwstad te Zutphen Blz. 1 1 Rotterdam den 25 m(aa)rt 1810 Met zo veel rede als gij hebt om zeer ontevreden op mij 5 te zijn, mijne hartelijk geliefde Jansje, zal ik het als het grootste bewijs van de gevestigdheid onzer vriendschap en de sterkste proef van u vertrouwen in de oprechtheid en standvastigheid van mijn hart aanmerken als gij mij niet verdacht hebt van u te vergeten of in mijne vriend- 10 schap voor u verkoeld te zijn. Ja mijn lieve Jansje ik zal er grootsch op zijn dat ik eene vriendin heb die mij zo wel kent die zo gerust is op mijne gevoelens voor haar en op de onveranderlijkheid van dezelve. Vooral indien gij door vreemden al van zeker iets gehoord hebt dat nu al 15 vrij publiek is en daar ik u straks breedvoerig over ga on- derhouden. Maar eerst moet ik uwe lieve brief beantwoor- den die mij zeer veel plaisir heeft gedaan. Weinig heeft het gescheeld mijne lieve of ik had u de eerste geschreven en dat wel kort na u vertrek. Nu ik u zo ver- 20 bazend lang na een lettertje schrift heb laten wachtten spijt het mij zeer dit niet gedaan te hebben maar door dien het zo lang geleden is weet ik eigenlijk niet meer wat mij belet heeft. Den 4e maart ben ik na Leyden gaan logeeren vanwaar ik den 13 ben vertrokken om bij mijne zus Lotje 25 te gaan logeeren. Daar had ik volstrekt geen tijd want behalve dat men uit logeeren zijnde altijd zeer geocupeerd is hield eene zaak, voor mij van het uiterste belang, mijne pen en ge- dachten bezig. Ik ontfing eene declaratie doch hiervan straks. Nu Blz 2 tot u brief : Dewijl de koning terug is en gij mij niets 30 naders gemeld hebt veronderstel ik dat u huwelijk in augustus tans geen voortgang zal hebben en gij nog in zult zien waar van Meurs geplaatst word. Zeker lieve Jansje ik kon niet verwachten dat gij mij weer zoudt schrijven voor gij een letter van mij gezien had. Dat verdiende ik niet. Maar 35 ik verlang toch zeer om weder eens iets van u te hooren en daar ik wel overtuigd ben dat gij geen wraak zult wil- len nemen verwacht ik, zo niets u belet, spoedig een brief. Joost heeft mij gezegd dat Daan en Jan na Gelderland zijn. Ik veronderstel na het Elzen. Mij dunkt gij zijt daar we- 40 nig of niet alleen geweest en u vriendje zal u wel weder eens bezogt hebben. Mischien is hij tans wel bij u. Groet hem dan van mij. Ik bedank u voor de omstandige beschrij- ving die gij mij volgens belofte geeft van uwe verblijfplaats, de omstreken, bewoners derzelve en het geen mij het 45 meeste interesseert van uwe levenswijze en de genoegens die gij met uwe famielje smaakt. Ik kan mij nu door behulp van die beschrijving met mijne gedachte in den kring begeven waarin zich mijne Jansje zo gelukkig vind en ver- heug mij bij vooraad in het noch groter geluk dat mijne 50 vriendin genieten zal wanneer zij aan den vriend van haar hart verbonden is. Hoeveel plaisir doet het mij niet dat gij hem bij nadere kennis den voorkeur welke gij hem, bove zo veel andere, betoonde meer waardig vind. Ja mijne vriendin innerlijke solide waarde, geschiktheid tot huiselijk genoe- blz. 3 55 ge en overeenstemming van het hart kunnen toch alleen een huwelijk waarlijk gelukkig maken. Mischien is mij nu ook zulk een geluk voorhanden. Ik ben in de gelegenheid daar over na te denken. Maar hoe gewichtig is de stap ! Gij zult wel nieuwsgierig zijn, lieve Jansje, mijne geschiedenis 60 of liever de geschiedenis van mijn hart, want dat is er al zeer in bemoeidt, te vernemen en dus zal ik u nu alles geregeld verhalen. Alsof gij er noch niets van gehoord had, dat evenwel ook wel mogelijk is. Ik heb u dan reeds gezegt dat ik te Leyden gevraagd was. Maar dit was van mevr. van Staphorst 65 met oogmerken die ik in het geheel niet vermoede. Ik ging er dus zonder erg na toe. Gij weet lieve dat de oudste doch- ter van d(e) h(r.) en mevr. van Staphorst met d(e) h(r.) Pit getrouwd geweest is. Zij was de beste vriendin van mijne lieve moeder, hoewel veel jonger zo als gij begrijpen kunt. Het is omtrent zes jaaren 70 geleden dat zij overleed. Haren echtgenoot werd door haaren dood in de diepste droefheid gedompelt. Zij liet hem een zoon- tje na van toen een half jaar oud. Deze man nu, mijne lieve, die met eene engelachtige vrouw gelukkig was die haar bijna zes jaaren betreurde en noch van hare nagedachtenis de teder- 75 ste gevoelens weyd, bied mij zijn hart en hand aan. Wenscht mij tot moeder over zijn kind, bemind mij en verlangt mij ge- lukkig te maken. Alle bijkomende omstandigheden, behalve nog het character van de persoon zelve, bestormen mijn hart. Ik zal er zeker niet aan resisteeren. Mijn vader 80 heeft hem ook reeds acces gegeven. Voorlede saturdag is hij vertrokken na zich een dag of acht hier in de stad te hebben opgehouden. Over veertien dagen komt hij weer en wat zal mijne vriendin zeggen als zij weet dat ik met blz 4 Pit tot mijn echtgenoot te kiezen mij teffens engageer om 85 winter en zomer buiten te wonen. Zeker mijne smaak kennende en niet onkundig van mijne weinige gehecht- heid aan Rotterdam zal zij zich niet verwonderen dat ik daar toe besluit. Wat nu zijn uiterlijke persoon betreft daar van kan men zo moeilijk eene beschrijving geven en het doet er ook 90 niet toe. Maar dit kan ik u zeggen dat ik hem altijd ge- kent heb voor zeer godsdienstig. Zeer gevoelig, zeer redelijk en verstandig. Het kind lieve Jansje is wel eene zwarigheid, maar ook eene rede te meer om mij te bewegen. Een kind dat moederlijke zorg moet ontbeeren wekt mijn medelijden 95 op en hij is het kind van de beste vriendin mijner moeder. Als ik hem zijn gemis kan vergoeden en zijn jonge hart voor de deugd kan vormen hoe veele genoegens zal mij dit niet geven en zal zijn vader mij niet meer beminnen ook om het geen ik voor zijne lieve Roelof ben ? De famielje van zijne 100 vrouw is zeer met mij ingenomen. Als ik aan hunne ver- wachtingen voldoe zal ik zeker gelukkig zijn en gelukkig maken. Met gods hulp kan ik dit alleen. Hem heb ik ook gebeden mijn hart en mijne daden te besturen en wan- neer nu mijn hart tot hem neigt die hetzelfde begeert mag 105 ik dan niet besluiten dat het de wil is van de ...... verhoorder der gebeden dat ik mij aan Pit verbind en dat mijne nu zalige moeder indien zij nog eenige kennis droeg van het geen hier gebeurd deze verbintenis goed zou keuren. Sophie met haar kleine zijn tans hier gelogeert. Anneloo 110 is een engeltje. Komt gij haast over dan zult gij haar zien Zij blijft de maand mey uit hier de 18ste van deze maand is het twee jaar geweest dat de goede Dries overleden is. blz 5 Deze tijd levert dus droevige herinneringen op voor Sophie en ons alle. Ach hoe ongelukkig is zij nu, hoe eenzaam en 115 verlaten moet zij zich niet vinden bij het gemis van haren echtvriend. Ik zie somtijds aan hare oogen en betrokken gelaat dat zij geweent heeft. In de omstandigheden waar in ik ben geloof ik dat zij mij minder gaarne deelgenote van hare gedachten maakt. Nu kan ik toch noch beter 120 haar ongeluk beseffen dus kon zij het wel doen. Als de gelegen- heid zich eens aandiend zal ik die waarnemen om er met haar over te spreken. Het is beter dat zij haar hart uit- stort als dat zij alles alleen moet dragen en haare gevoelens verbergen. Over het geheel echter is zij vrij wel en niet zeer 125 ingetrokken. De voorspoed en aavalligheid van haar kindje beurt haar op en hecht haar aan het leven. Het is goed voor haar dat zij hier is omdat zij hier meer natuurlijke afleiding heeft. wij gaan veel in den tuin waardoor zij de lucht geniet die haar versterkt. Wij zien weinig of geen menschen. Dit be- 130 valt haar zeer. Aan het huis van de oude lieden Van Staphorst, de vrouws ouders van mijn vriend, is verder grote droefheid. De twee jongste zonen Nicolas en August zijn gevaarlijk ziek. De laatste hopeloos en voor de eerste vrees ik zeer volgens de berichten die men mij geeft. Ik kan niet zeggen mijne lieve 135 wat mijn hart lijd als ik aan de ongelukkige ouders denk, die reeds zes kinderen aan dezelfde ziekte voor zich henen zagen gaan en er nu misschien wel twee zullen moeten missen. En zij zijn onder alle dit grievend leed zo onbegrij- pelijk gelaten en onderworpen aan gods wil. Twijffelen nooit 140 aan zijne vaderlijke liefde. Hoe eerbiedwaardig maakt Blz 6 het ongeluk als het dus gedragen word. Maar ook hoe goed is god die ook krachten en troost na mate van het lijden geeft. Mijne arme zuster Lotje haar gevoelig hart word ook sterk beproeft als god deze twee broeders tot zich neemt blijft 145 zij met Loos en een zusje van vijftien jaaren van eene famielje van elf kinderen overig. Ik vrees ook dat de ouders deze laatste schok niet zullen te boven komen. Gij ziet mijne lieve dat ik in geene vrolijke famielje zal komen maar wat zegt dat! Niets is toch onbestendiger als vreugd op deze 150 aarde en men kan immers zonder dezelve wel gelukkig zijn. Het spijt mij zeer van Meije. Ik geloof dat zij een lief moedertje zou geweest zijn. Is zij gelukkig getrouwd en wanneer moet Mevr. Budde kramen ? Ik ben een avondje bij deze laatste 155 geweesd en heb mij toen zeer wel geamusseert. Stadnieuws zult gij van u broeders beter vernemen als door mij dus zal ik mij gene moeite geven om u hieromtrent iets mede te deelen. Adieu lieve Jansje ik omhels u in gedachten. Maak mijne vriendelijke complimenten aan uwe zusters. Ik 160 voeg er die van mijne famielje inzonderheid van Sophie ook aan u bij en ben onveranderlijk Uwe vriendin A.H. Beeftingh P.S. Het is noch zeer onzeker wanneer ik uit logeeren ga. Voor juni zeker niet 165 ik hoop te huis te zijn als gij hier komt. Wanneer zal dat zijn ? Vergeet tog niet mij dit te melden zo ras het bepaald is. Adieu
Naar brieven index
<<< Terug <<<