Bron: FadJ

Aantekeningen over de Rotterdamse Kopermolen gedateerd 1868 en geschreven door Antonia Elisabeth Barchman Wutiers geboren van Meurs, dochter van Hendrik Frans, burgemeester van Harderwijk en Johanna Sophia Lucia de Jongh (dochter van Daniel de Jongh) uit de nalatenschap van J. Pennington de Jongh in het bezit gekomen van J.J. Pennington Jongh te Maarsbergen. In 1949 overgeschreven en uitgetypt door mijn oom R. Th. de Jongh



*) Aantekeningen:
  • Daniel Danielzoon (1721-1796) de stichter van de Kopermolen was gehuwd met Anna Eduardina Elisabeth Gordon (1725-1783). Hij was een voorman van de partiottenpartij en als zodanig verbannen en naar Belgie uitgeweken. Het was zijn broer Adrianus die gehuwd was met Anna Geertruy niet Maria Crol(l).
  • Het oorspronkelijke dak van de Lutherse kerk te Rotterdam was van leisteen. Pas circa 1780 werd het vervangen door een koperen dak.
  • De Pannekoekmolen werd in 1753 gekocht en omgebouwd tot Kopermolen. Niet 1740-45 zoals schrijster meent.
  • De voornamen van heer Raeber(1718-1795) waren Erdwin Ernst niet Frederik Erdwin.
  • Muyden was een buitenplaats, sinds 1759 in het bezit van Adrianus de Jongh, gelegen aan het Toepad te Rotterdam (ter rechterzijde van de A-16 richting Breda, oprit van Brienenoordbrug. ref. R'dams Jaarboek 1919 blz. 100 e.v.) Zijn kleinzoon Daniel(1778-1830) erfde het buiten na het overlijden van zijn vrouw in 1811 en verkocht het 7 jaar later.


    Van de familie de Jongh en de Rotterdamse kopermolen

    Omstreeks het jaar 1740 a 1744 kocht de heer Daniel de Jongh, hoofd van een handelshuis in Rotterdam, een papiermolen op de Veluwe tusschen Apeldoorn en Vaasen aan de landweg (thans grindweg) gelegen en maakte daarvan een koper-pletmolen. Door de schoone ligging en het ruime water bekoord, legde hij, geheel in oud-Hollandschen stijl, daar ook eene buitenplaats aan, die, door heidevelden omringd, destijds zich uitstrekte van den voornoemden landweg tot aan den ouden eijk bij de tegenwoordige menagerie. Dat huis bestond toen alleen uit een fraaie koepel met twee zijvleugeltjes tot slaapkamer en een keldertje onder en een zoldertje boven de koepel waar de dienstboden sliepen.

    Deze Daniel de Jongh gehuwd met Maria Crol [*] , heeft in 1733 de eerste steen gelegd van den Luthersche Koepelkerk te Rotterdam terwijl het waarschijnlijk is dat de koperen platen waar het dak dier kerk mede bedekt is, geplet zijn op de Rotterdamsche Kopermolen (*) ze zijn door de heer Daniel de Jongh voor fabrieksprijs geleverd aan voornoemde Luth[erse] kerk.

    Daniel de Jongh en Maria Crol (*) waren kinderloos, doch de heer Adrianus de Jongh, zijn broeder, had een zoon, ook Daniel geheten, welke reeds als kind bij zijn oom op de R[otterdamse] K[opermolen] logeerde. In het kamertje 'Ooms kantoor' is een oud geschilderd behangsel, waarop men den h[eer]r en mevr[ouw] d[e] J[ong]h en hun neefje ziet afgebeeld, terwijl twee personen wandelende langs de koepel waarschijnlijk de h[ee]r Adr[ianus] de Jongh en zijne huisvrouw voorstellen. Terzijde achter de deur van 't kantoortje ziet men eene andere koepel en buitenplaats stellende voor Muyden (*), niet ver van Rotterdam aan de trekvaart.

    Het huis intusschen spoedig te klein wordende heeft de h[ee]r D[aniel] de J[ongh] nog twee vleugeltjes er aan toegevoegd, tot welke dan ook het voornoemde kantoortje behoorde en 't provisiekamertje en aan de andere kant de keuken en het .... keukentje. De groote vijver met het steigertje en de rij kastanjeboomen zijn bij den eerste aanleg al zoo daargesteld; eerst toch was die vijver alleen een breede beek, doorsnijdende een stuk hoogere grond, en gevende alzoo het verval van water.

    Een half uur gaans zuidwaarts van de Rott[erdamse] Kop[ermolen] woonde op het vorstelijk Loo omstreeks dezen tijd, zekere heer Frederik Erdwin [*] Raeber, Opperjagermeester van Z[ijne] H[oogheid] Prins Willem de Ve. Niet ver van de boerderij, eertijds van Prinses Marianne, thans nog door vrouw van Loenen bewoond, bij een der fraaije en statige lanen, is het woonhuis nog aan te wijzen van den Opperjagermeester, nu echter enigsints vervallen en voorlang ingericht tot waschhuis.

    Daarheen wandelde vaak de neef van den stichter van de Rott[erdamse] Kopermolen en huwde in 1773 of 1774 dan ook de beeldschone dochter van den heer Raeber, mej[ufvrouw] Lucia Maria Raeber , die nog twee zusters en een broeder had, welke laatste een hooge post bekleed heeft aan het H. M. geregtshof in Utrecht en aldaar is overleden.

    Na verloop van eenige jaren werd de h[eer] Daniel de Jongh, nu gehuwd en allengs vader van vele kinderen , eigenaar van de Rott[erdamse] Kopermolen waar hij met zijn gezin den zomer doorbracht, woonende des winters in Rotterdam op de Blaak in het ouderlijk huis.

    De h[eer] D[aniel] de J[ong]h , stichter van de R[otterdamse] K[opermolen] is in 1789 uitgeweken naar uitgeweken naar Braband en aldaar overleden op een landgoed bij Laeken, latende zijn broeders zoon en diens kinderen als erven zijne goederen na.

    Inmiddels werd het hem op de R[otterdamse] K[opermolen] voor het steeds aangroeijende gezin te klein en de heer D[aniel] de J[ong]h vormde het plan op den zelfden plek (als zoo bekoorlijk aan het water gelegen met een onovertroffenuitzicht op de Soerensche bergen en bosschen met de huisjes van de buurschap Wijssel op den voorgrond) een nieuw en grooter huis van twee verdiepingen te bouwen.

    Om nu echter het genot te hebben buiten te kunnen zijn werden eerst twee fraaije vierkante vleugels gebouwd, geheel op Hollandsche wijze, terwijl men het oude huis bleef bewonen om een volgend jaar de nieuwe vleugels te betrekken en dan het oude afgebroken hebbende, het nu te bouwen middendeel met die twee voltooide vleugels in verband te brengen.

    Zoo was het plan, doch een verschil met den architect deed de bouwing een wijls staken en toen in 1796 mevrouw de Jongh - Raeber in nog betrekkelijk jeudigen leeftijd overleden was, 7 kinderen nalatende, had de h[ee]r D[aniel] de Jongh in zijne droefheid, en bij den treurigen toestand van het vaderland, geene opgewektheid zijne bouwplannen te voltooijen.

    Het nieuwe en oude gedeelte der huizinge op de R[otterdamse] K[opermolen] werden niet met elkaar in verband gebracht en tot aan zijn dood in 1809, bewoonde de heer de Jongh die hem dierbare plaats een groot gedeelte des jaars. De plaats zelve was door hem veel vergroot en verfraaid; een derde vijver en aanleg gevoegd bij het vroegere werd de 'Nieuwe Partij' genoemd tot heden toe.

    De laatste zijner zonen, de heer Johannes de Jongh, heeft de plaats nog oneindig verbeterd en uitgebreid; eene plaats zoo waardig in stand gehouden te worden als eene der schoonste panden van de Veluwe, rijk aan heerlijk water en welig houtgewas.

  • <<< Terug <<<



    hdebie45.deds.nl/Genea