Bron: FAW


Brief dd woensdag 2 januari 1788 toegeschreven aan Mevr E.A, Weerts-Wentholt (1740-1820)

Verklaring:




1	                     Den 2 januari 1788 . Alles wel.	   
		   
	Ik had gedagt mijn brief met de obligatie	   
	etc. dingsdag af te senden dog tot mijne leet-	   
5	weesen ging er geen karre. Ik ben deser	   
	dagen so bitter melancolijk geweest dat ik	   
	blijde was vanavond een brief van uw te ontf[angen].	   
	God lof in een redelijke welstand en ik ben	   
	er heel vrolijk van geworden. Voor al heeft het	   
10	veersje dat mijn lieve Jan gemaakt heeft mij	   
	meer plaisier gedaan. Als of mij iemand ik	   
	weer niet wat vereerd had. Dit is het eerste	   
	van sijn maaksel en ik vind het seer goed.	   
	Vaar voort lieve Jan en toont dat er nog geest	   
15	in U is en lust om je vermogens en tallenten	   
	wel te besteden. Heb je wat gestolen hier of daar ?	   
	Het is so behendig geschiet dat niemand uw sal	   
	beschuldigen. Ik heb het geheele jaar geen gro[te]r	   
	genoegen ondervonden als wanneer ik uw soete	   
20	veer[s]je las. De vinding goed. Sende om u	   
	verder aan te moedigen dit nevensgaande	   
	vaderlantse vrouwtje. De kunst moet beloont	   
	worden. Ik heb in mijn brief mijn hart uitge-	   
	boesemt. Het wenst uw beyden in alles na	   
25	ziel en lighaam het nodigen.	   
	Ik bedank voor de hasen één sal ik eten en	   
	een aan een K[ee]s senden. Die lopen wel maar	   
	vangen niet. Het siet er hoe langer hoe slegter	   
	uit voor dat volkje. ik moet uw eens verhalen    
		   
	                                                 blz. 2	   
		   
30	het hier toegaat. De heer Sloet had oude-	   
	jaarsavond een geselschap dat sij so alle	   
	agt dagen hebben. Den ex rentm[eester] Hagedoorn,	   
	ex rentm[eeste]r Um[b]grove , ex Heylegers, ex consul J.W. 	   
	Hagedoorn met derselver vrouwen. Sij waaren	   
35	vrolijk en wel bijeen. Dien avond was het	   
	hier op straat stil. De klokke 12 uur slaande	   
	had de schildwagt tegen enige andren gesegt  	   
	se sijn daar so vrolijk laaten wij die lieden	   
	een geluksalig nieuwjaar wenschen dat sij	   
40	dan ook deden. Ieder van het geselschap wilden	   
	haar een ses te half geven dog Sloet sijde neen	   
	ik sal haar iets geven, gaf haar een gulden.	   
	Een adjudant stont enige tijt daarna aan den	   
	raam te luisteren met een ander. Onder anderen een knegt	   
45	van de douariere De Schepper, een knegt van Knoop	   
	de secretaris. De schildwagt verbood te luisteren dat	   
	mogt hij niet toestaan. Daarop wierd hij door den	   
	adjudant uitgescholden of hij ook al so een bl[ik]se	   
	Kees was. De adjudant sijde hoor eens wat al conditien sij	   
50	drink en hij sijde dat sij dronken Capelle boven en	   
	de verdoemenis van de prins. Gingen voorts aan	   
	het schelden en rasen op 't huis. Hagedoorn de burg[emeester] die	   
	juist voor de deur was gegaan kreeg een slag	   
	van een officier, ging weer binnen en sij besetten	   
55	so het huis dat sij in met uit konden koomen.	   
	Sij lieten van de wagt seggen dat sij haar de	   
	glasen souden inslaan, daarop weer lieten	   
	seggen sulks doen konden dat de stad se	   
		   
	                                                 blz. 3	   
		   
	maken het. Enfin het scheelde wijnig	   
60	of sij hadden het huis omver gehaalt.	   
	In de societijt waren sij niet te ho[u]wen	   
	geweest wilden er na toe, dog door sommige	   
	als H.J. van Houten tegen gehouden.	   
	Om 4 uur 's morgens gingen sij agter uit wanneer	   
65	alles weer stil was. Ondertussen hoore dat er	   
	kennis is van gegeven aan het stadhuis.	   
	Mennink en Putman sijn presidenten. Het 	   
	is alle dag vergadering. Sloet heeft met	   
	[de an]dre van 't geselschap een declaratoor	   
70	overgegeven dat hij al en een iegelijk die haar	   
	sulks te laste lijde hielde voor schurken en	   
	voor leugenaars dat er geen conditien waren	   
	gedronken dan heel indiferente en die niets	   
	aan de saak deden. Dat sij allen tijden	   
75	dat met ede willen solemniseeren. Direct	   
	gisterenavond is er al een brief na den Haag	   
	gegaan en nu sal er diergelijke declaratoir	   
	na de prins. Dit heele geval geschied om	   
	hem swart te maken so men seyd. Dingsdag	   
80	koomen de heeren commissarissen	   
	dan sullen wij eens sien hoe het sal gaan.	   
	Van de middag ben bij S[loet] geweest. 	   
	Was heel tranquil also hij een regtveerdige saak	   
	heeft. Wil ten allen tijden met ede sijn gesegdens	   
85	staven. Sij hadden panden verbeurt, een varken	   
	verkogt, verkeerde propoos gespeeld. Hoe onnosel	   
		   
	                                         blz. 4	   
		   
	kan dog een mens te pas koomen.	   
	Nu ik ben so als je weet altijt p[atriot] geweest	   
	Ik heb he[bb]e geen noot iets te seggen. Wat is	   
90	het aangenaam so te denken als ik doe.	   
	De heer amtman P[utma]n heeft een declaratoor,	   
	een lang geschrift, na den Eijkelhof gesonden	   
	voor Beurink om van haar te requireeren dat sij souden	   
	seggen wat sij daar verhandelde en met 	   
95	wie sij al verkeerden en so voort. Daarop	   
	hebben sij geantwoord als dat sij met den	   
	amptsman niets te doen hadden. Het compli-	   
	ment weerom. Veele lieden onder die er heden	   
	sijn geindigneert over de manier van handelen.	   
100	Men seyd dat G.G.J. en E---t sullen bedanken.	   
	So het so gaat sullen veelen van hier gaan.	   
	V-s hierbij heeft getramvoet dat hij het niet	   
	geweten heeft van dien nagt bij S[loe]t, soude	   
	anders de boel daar eens omgeroert hebben.	   
105	Best is dat Arent Jansen op dit erve blijft	   
	voor eerst. Wilt hem dat seggen uit onser	   
	aller naam.	   
	Hier loopt een gerugt als dat den drost van	   
	Ijsselmuiden dood is. O wat sterven er veele	   
110	aan de gevolgen. Tegen cap[itein] van de M--	   
	word geprosedeert sijn goederen sijn in beslag	   
	genomen om de kosten daar aan te herhalen.	   
		   
	                                  blz. 5( op nieuw vel t/m 7)	   
		   
	Den dag van gisteren ging nog al gelukkig	   
	verbij. Nog nooyt heb ik so veel canailje	   
115	en bedelaars op de been gesien om nieuwjaar	   
	te wenschen . Hadde de beyde knegts in het	   
	koetshuis. Als er so een 25 tegelijk kwamen	   
	sijden sij mevrouw geeft niet. Het antwoord	   
	was doorgaans loopt dan na de bliksem.	   
120	Wat kan men van zulke wensende lieden	   
	verwagten. Ik dankten God dat het 's avonds	   
	9 uur was, wanneer ook alles stil wierd.	   
	De procur[eur] Penning hebben sij van het stadhuis	   
	gegooyt omdat hij de saak van jonker	   
125	Wolter van Hoevël soude verdedigen. Die is	   
	nog braaf blont en blauw. Fritser is redelijk.	   
	Heylegers was er vanavond na toe geweest.	   
	Fritser is met een koets op 't stadhuis gehaald	   
	om de 3 gevangen te sien of er er ook één	   
130	van die bij was die aan sijn huis sijn geweest.	   
	Sij hebben al enig goed bij die 3 dieven	   
	gevonden. Hoop het alles sig sal ontwikkelen.	   
	Dog eenparig resonneeren sij er so over	   
	het is maar een Kees die het overkomen is.	   
135	Anderen hoorde men laa[t]st seggen, seyden	   
	neen.  Siet op so een wijse is het slegt iemands	   
	te behandelen. Was het nog een eerlijke	   
	plundering, was het niet met .. al.	   
	Hoe vind je die ? Ik krijg slaap het is	   
		   
	                                            blz. 6	   
		   
140	over elf. Adieu. Leeft vrolijk en gesont.	   
	Denkt dikwils om E.A.	   
	Ik soude so de geheele nagt kunnen	   
	deurschrijven en nog stoffe genoeg	   
	hebben dog alles wil niet gemelt worden.	   
145	Offert desen aan vulkaan op.	   
	Ik hoop dat dese brieven altijt wel	   
	overkoomen.	   
	H[arm] Groeve is in Epe.. De vrouw nog hier.	   
	Het is er armoede.	   
150	Weest so goed en besorgt mij dog wel	   
	al dese papieren. Nu heb je nog wat	   
	te leesen. Alles sal ik senden. Ik moet nu	   
	na bed. Daags geen rust en 's nagts leg ik	   
	tot één twe[e] uur te denken en te sorgen.	   
155	Og wat is een moeder des huisgesin ? Ik sal	   
	mijn lieve Doortje verwagten. Hetje is ook wel.	   
	Men seyd de keyserlijken uit Silesien souden	   
	gerukt sijn. Ook segt men dat den 26 de	   
	Pruissen hier uit het land moeten wesen	   
160	De keijser en koning van Vrankrijk sullen	   
	anders het aanmerken als geconquesteerde	   
	landen. De coning van Pruissen segt men	   
	sal niet mede treden in de alliantie met	   
	Engelant en Hollant. Hij ruikt lont.	   
		   
	                                     blz. 7	   
		   
165	Siet eens hoe veel nieuwsvertellingen.	   
	Dog die strooyen de Keesen uit. Ten minste	   
	ik voor mij geloof er niet aan. Gekke	   
	Keesen. Hoe lang bouw je nog op santgronden.	   
	Dog de andre partij segt men begint	   
170	daar ook wat anders over te denken.	   
	Nu ik hoop wij sullen als geringe	   
	luitjes en so als sulke boertjes als Arent	   
	Jansen er niet mede te doen hebben.	   
	Ik ben maar een geringe dienstmaagt	   
175	die niet geerne met sulke krijgsvolk te	   
	doen heeft. Onsen baas had in de maand	   
	october ook nog so een offecier en Husaren	   
	Ik had er genoeg mede te doen.	   
	Nu groet mijn goede vrint en den jongen	   
180	J[an] voor mij. Sijn moeder is al braaf besig	   
	om voor hem 't een en ander te besorgen.	   
	Ik soude haast seggen kust hem eens voor	   
	mij, maar wat soude hij wel denken	   
	dat ik so vrijpostig was. Nu baas ik 	   
185	ben die je weet E.A. Sonderrust	 



<<< Terug <<<



home.deds.nl/~hdebie45/Genea