Bron: FAW
1 Dinsdag avond den 23 october, dag [ein]d. Den dag van heden is dan tot hier toe afgelopen. Door Gods groote goedheid sonder ongemak, maar evenementen die ik 5 niet hadde kunnen voorsien. Geen kwaad S[waan] en ik waren om 9 uur van de morgen so wat in order, so veel mijn omstandig- heden van kleeren sulks toelieten. Daar op kwaamen er een hondert man of 10 drie Pruissen binnen, en posteerden sig hier voor het huis. Ik was seer ontroert. [Toen] kwam de koets van de Coll[onel] van Gockinge hier. Hij reed te paard. Wierd hier geintro- duceert door den jongen graaf Wilm van Heijde. 15 Een ogenblik daarna ging ik binnen om mijn compliment aan de heer Coll[onel] van Gokkinge te maken. Graaf Wilm sijde ik de vrouwe van den huise was, waarop hij mij sijde mij so veel omstandigheide 20 veroorsaakte. Ik seyde mij sulks veel eer was. Dat ik alles soude toebrengen wat in mijn vermogen was. De vrinde- lijkheid van de Coll[onel] is onbeschrijffelijk. Hij bad mij, mij dog so niet te vermoeyen. 25 S[waan] kwam binnen, en maakte haar compliment. Daar op volgde alle de blz 2 Pruissische officieren, die van Oranje Gelderlant. De Presidenten lieten vragen, de gecommitteerden uit de Burgerey, enfin een geloop dat ons 30 huis was als een openbaar wijnhuis. Alles liep uit en in. Op de opkamer was een tafel van 25 couverts. Ten Broeke dede alles er bij, hier wierden 7 schotels vis etc gekookt. De bedienden van de Baron van Gokkinge 35 saten in de kelderkeuken, alle de overige kamers geocupeert. Ten Broek was hier. Wij saten met ons beyde S[waan] en ik in de stenekamer sagen dat geheele toneel in ons huis krielen, Mev[rouw] de Wed[uwe] 40 de Schepper sond twee knegts, om te dienen. Burgerm[eester] Borgerink een knegt. Ik vroeg die Seygneurs of sij van haar vrouw en heer hier na toe waren gestuurt, die mij antwoorden van ja. Direct daar op vertelden die knegs 45 sulks weer over en dat was van dat gevolg dat der een bode kwam om te seggen dat de heeren van de magistraat, die knegt daar toe hadden laten versoeken. Al weer goed dagt ik. Ik leed alles geduldig. 50 Wij lieten ons nu en dan eens sien, dog je begrijpt man heer en vriend hoe ik was gestelt. T[h]ee sittende te drinken met S[waan] hoorden wij blz.3 dat er al wat vertrokken. Dat was omdat van avond door de stad een bal aan de Pruissen 55 officiers word gegeven, en wij dagten sij daar al na toe trokken. Daar op word de deur van de Stenekamer geopent, en de Coll[onel] van Gokkingé komt met Burger- meester P[utman] en Burgerm[eester] Borgerink binnen 60 treden. Ik was als de dood, God ondersteund mij. Wie het woord dede weet ik niet meer, maar altans het kwam hier op uit dat de Coll[onel] van Gokkingé voor sijn vertrek uit de Provintie, geern sag dat de harmonie 65 tusschen de twe[e] partijen herstelt wierde, en dat hij de heeren bij sijne werdin, bragt om met deselve die vrede te maggen. Putman dede veel protestatien dog verweet mij ook seer de insolentien die mijn soons aan haar 70 en de hare hadden gedaan, dog dat hij alles vergeven en vergeten wilde, en men weer vrientschap moest maken, en dat hij tegen alle violentie was geweest. Sijn soons in veel huisen waren geweest 75 om die, die donderdag te sauveren. Ik seyde dat wij fatsoendelijke lieden met m[el]kanderen waren dat ik nooyt enige inpolitesse aan haar of de haaren had beweesen en dat ik van haar kant dat ook 80 verwagte. Dat sulks alles wel was, maar blz. 4 dat mijnen e[de]le heer so sterk beledigt was door die officieren, dat hij sekerlijk satisfactie daar eerst over soude willen hebben also sij hem voor mijnedige uitge- 85 maakt hadden, en hem so hadden gedrijgt Dat woort van satisfactie was geloof ik te sterk. Altans P[utman] wierd seer colleriek en sijde dat sijn neef daar altijt als een officier van den Staat toe veerdig was, 't sij met den degen 90 het sij met pistolen so mijn heer dat soude verkiesen, op wat voor teritoir Gelders, Fries of Overijsels. Den goeden heer Coll[olonel] sag wel dat er meer als ordinair wijn drinken op hem effect dede, apaiseerde hem en bragt hem so ver dat weer heel tranquil 95 wierd en vervolgens sijde hij dat hij sig sterk maakte dat sijn neef V. en de Capi[tein] B. bij hem op 't wijnhuis souden koomen en hem een glaasje van vrientschap souden aanbieden. Dat mijn man daarmede we[l] 100 genoegen soude nemen. Dat hij eerst wel bij mijn man wilde koomen, en met hem spreeken. Althans de saken kwamen so ver dat de collonel van Gokkinge mijne hand en de sijne samen lijden 105 om vrientschap te maaken. Lyde syne hand daar op. Ik seyde wel vrientschap te willen maken wat mijn personeel betrof, dog dat ik blz 5 voor mijn e[de]le heer niets konde beloven. Ik sijde dat ik hem het geval sou.de schrij[ven] 110 Burgem[eester] Borgering de s..d. president boot sig als mediateur aan. Ik bedankte hem met een dinares te maken. Daarop wierd een glas anisette gedronken. Hij P[utman] bood sig bij dag en nagt aan voor ons en onse goederen 115 te sullen sorgen en als ons wat overkwam direct bij hem te koomen. Graaf Wilm kwam ook in de kamer en broeder en suster uit de P[ol] straat. Dat duurde also voort. Zijnde .... wierd het tijt om na fees[t]bal te gaan. De zoon 120 van de coll[onel] (nu sul je hooren) die hier ook logeert komt binnen [vr]aagt S[waant]je om na het bal haar te mogen brengen. Ik had haar reets geseyd wie haar ook vroeg te moeten bedanken so als ook dede en ik 125 seyde dat ik selvs mij genootsaakt vont voor haar te bedanken. De jonker dat niet regt begrepen hebbende ging in de voorkamer en sijde dat hij met haar na het bal ging. Daarop komt graaf Wilm en vraagt haar 130 de eerste dans met haar te mogen danssen. Sij seyde den jonker gesegt te hebben dat sij bed[ankte] daarop kwam de coll[onel] van Gokkingé selvs. Bad mij hij mogt haar dan bringen op 't bal al was 't maar voor twe[e] stonden. Denkt hoe ik 135 was, wat niet, wat [wel] doen. Die heer te bedanken blz 6 was een hoon die hij hoog soude hebben opgenomen. Ik seyde dat ik mijn dogter in sijn protectie aanbevool dat ik het gewygert had omdat bang was, haar enig 140 insultes souden gedaan worden. Hij sijde haar voor sijn rekening te sullen nemen en ha[ar]. selvs met de caros weer thuis soude brenge[n] J. en de vrouw sijde ook ik konde het niet wijgeren. Ik schreijde. Hij sijde al 145 moederke ik sal er voor sorgen. Graaf Wilm sijde mij hij soude so er iets gebeur[de] rekenen als of het hem aangedaan wierd. S[waan] vertrok met de coll[onel]. Tranen in de ogen. Sij was ontroert. Ik s.... On[se] vrienden bleven nog 150 wat sitten, 2 stonden. Daarna hoorden wij de koets stil houden. De coll[onel] leverde haar aan mij weer over. Ik bedankte hem voor de groote eer haar bewesen en de goede man ging na bed. S[waan] was nog al conta[nt] 155 over de behandeling. 't was er seer vol gewe[sen] van vreemde officieren etc. ook de commissie ui[t] de burgerrey, D[ominee] Houssart en van Linden als de gemeensman Rolland Brakel. Ik [zit] het van de nagt te schrijven. Ik ben al[s] 160 in een droom en af morgenvroeg vertrekt hij. De coll[onel] heeft mij versogt niet op te staan. Ik sal wel wijser wesen. Weet nog niet of na be[d] kan gaan met al dat vreemd volk in huis. Adieu menheer en vriend.