Bron: Handschriften verzameling Archief Deventer (5928 Dv KB 305 Kl)


Aantekeningen: Na 1863 handgeschreven kopie door Willem Herman Cost Jordens (1799-1875) van het origineel handschrift toegeschreven aan Coenraad Alexander Jordens (1749-1807). Volgens een bijgevoegde notie berust bij Jhr. F. van Beelaarts van Blokland een handschrift van Alexander van Suchtelen dat naar verluid overgeschreven is naar deze kopie van Cost Jordens echter bij deze kopie zijn bijlagen (de drie proclamaties) die alleen bij het origineel aanwezig waren. Informatie over dit handschrift komt voor in een artikel van de hr. J.C. van Slee in VMORG 38, 1921. Coenraad Alexander van Munster Jordens (1785-1863) was zoon van voornoemde C.A. Jordens (van Munster was een grootmoeder) en broer van Theodora de Jongh-Jordens.

Verklaring:



  • 
    1	Ik heb dit handschrift verkregen uit de boeken van	   
    	wijlen den heer Coenraad Alexander van Munster Jor-	   
    	dens, in leven officier bij de arondisementsregtbank	   
    	te Deventer en aldaar in 1863 overleden. Het is blijk-	   
    5	baar opgesteld door zijn vader Coenraad Alexander	   
    	Jordens, die woonde in het door hem gebouwde hier	   
    	bedoelde huis in de Assenstraat westzijde het derde	   
    	huis vanaf de Bursensteeg.	   
    	                                                          W.H.C.J.	   
    
    		   
    	                                                                     blz. 2 	   
    		   
    10	Relaas van het gepasseerde te Deventer	   
    	eenige tijd voor en na de omwenteling van	   
    	          1795 met het gebeurdes	   
    	                te mijner huize	   
    		   
    15	Het was meer dan vier weken voor de nu	   
    	geeindigden revolutie dat er geruchten kwa-	   
    	men van aanmarsch van vreemde troupes	   
    	die deze stad stonden te passeren om	   
    	reden, zo men voorgaf, van een op han-	   
    20	den zijnde vreede, welke eerste geruch-	   
    	ten ook weldra bevestigd wierden door de 	   
    	aankomst van over de 200 Hanoversche	   
    	legerwagens met hunne veldsmederijen,	   
    	artillerijtrein enz. die hier de IJsselkant	   
    25	langs passeerden en verder naar het	   
    	Twente vertrokken. Weldra bespeurde	   
    	men dat de vertellingen van vreede lou-	   
    	tere uitstrooisels waren en deze demar-	   
    	che een begin van algemeene vlugt voor	   
    30	de Franschen was. Omstreeks dien tijd	   
    	arriveerden alhier mede twee wervofficieren	   
    	onder de titel van generaals Hardij en	   
    	d' Autichamp genaamt welke twee jagercorpsen	   
    	                                          in	   
    	                                                    blz. 3	   
    		   
    35	in Engelsche soldij zouden oprichten en	   
    	reeds een hoop vagabonden medebragten,	   
    	die zig echter vrij wel gedroegen, staande	   
    	onder een sterke dicipline. Gelijktijdig	   
    	verscheenen in deze omstreek onderscheiden	   
    40	Corpsen ligte troupen, onder anderen in	   
    	Wilpe het Corps Artillerie Volante	   
    	van de prins van Rohan welks hoovdkwar-	   
    	tier was op het buitengoed van de h[eer]	   
    	Budde, het Zand genaamd genaamd. Heb die rood-	   
    45	rokken met een ongelooflijken snelheid	   
    	hunne maneuvres met het kanon zien	   
    	verrigten.  't Spoedig op en afspringen	   
    	van de paarden geleek eerder na een	   
    	voltigeerspel als na een militaire exer-	   
    50	citie. Weinig tijds hierna zagen wij	   
    	de krijgskasoen van de Engelschen, Hano-	   
    	veranen en Hessen met eenige cavallerie	   
    	geëscorteerd aankomen, welke bij onder-	   
    	scheiden burgers geplaatst wierden. Wel-	   
    55	dra  volgden de vlugtende troupes van	   
    	voornoemde natiën en hiermede begon	   
    	de elende. Allerhande soort van militai-	   
    	ren en monteringen zag men verschijnen.	   
    	Eenige zal [ik] er opnoemen: zwaare Engelsche	   
    60	ruiters zijnde capitale manschappen, Dra-	   
    	gonders met zilvere helmetten, ligte cavallerie,	   
    		   
    	                                                           Blz. 4	   
    		   
    	Kanoniers en jagers te paard en te voet	   
    	allerhande couleuren van Hussaren, Hes-	   
    	sische ruiters en Dragonders mede	   
    65	met casques,  alsook infanterie die er	   
    	zeer smerig uitzagen, van de Hanover-	   
    	schen meest infanterie, Engelschen,	   
    	Li lanen als meede een partijtje Berg-	   
    	schotten, weinige zonder broeken. Ver-	   
    70	beeld u nu eenige duizenden van al dat	   
    	volk hier en ten plattenlande verspreid	   
    	en in dat zo een barren en strengen win-	   
    	ter. Duizenden van wagens en paarden stonden dag	   
    	en nagt onder den blaauwen hemel. Allen	   
    75	markten ja zelvs onze aangenaame wan-	   
    	delplaats den Worp was opgepropt. Hier kwam	   
    	bij de ongemeene schaarsheid van brand-	   
    	stof dat al aanstonds gelegentheid gaf	   
    80	dat men op voornoemden Worp de ban-	   
    	ken en omheiningen afbrak en de bomen	   
    	omver hieuw om er vuren van te stoken.	   
    	De hoven en tuinhuisjes er bij gelegen	   
    	leden mede niet weinig last. De wagen-	   
    85	knegten kropen er in. Zommige van	   
    	hun en hunne paarden stierven van	   
    	koude en ongemak. Door onvoorzigtigheid	   
    	raakte het fraaje coupeltje van de	   
    	wed[uwe] Pieterman in den brand en ver-	   
    90	teerde tot den grond. Menigvuldige reeden	   
    	                                                    ontstond	   
    	                                       blz. 5	   
    		   
    	ontstond in dezen stad mede brand als:	   
    	in 't huis van de H[eer] Hagendoorn aan den 	   
    	Berg, in 't stadswijnhuis in een kel-	   
    	der bij 't huis van de wed[uwe] van Keulen.	   
    95	Welke alle echter nog spoedig geblust zijn.	   
    	Op den Brink was het 's avonds bijna	   
    	dag door de onderscheiden vuuren die	   
    	er gestookt wierden. Om de elende	   
    	nu nog te vermeerderen moesten wij het	   
    100	Engelsche hospitaal in onze stad	   
    	zien, dat verdeeld wierd op de burger-	   
    	wagt, in de Waag, stadswerkhuis en	   
    	in de in 1787 geruineerde woning van	   
    	prof[essor] van der Mark. De rampen en pijnen	   
    105	die die schepselen geleden hebben, ben [ik]	   
    	niet in staat te beschrijven. Den een	   
    	bij den anderen stierv op de wagens. Die	   
    	in voorn[oemde] huisen de tol der natuur be-	   
    	taalden wierden door hun landsgenoten	   
    110	als beeste krengen buiten de deur ge-	   
    	smeten. Onder anderen bragt men op 	   
    	zekeren avond eenige doden voor op	   
    	het plein of balcon der burgerwagt.	   
    	's Nagts stijf bevroren stroopte men	   
    115	hun 's morgens de klederen af als een aal het vel.	   
    	In het werkhuis smeet men 't lijk van 	   
    	een bondgenoot op de bleek. 's Avonds	   
    	gebrek aan zitbanken hebbende sleepte	   
    	                                                           men	   
    	                                                 blz. 5	   
    		   
    	den stijv geworden Engelschman weer bin-	   
    120	nen en men ging er in rij op zitten.	   
    	Hun doode lichaamen wierden met	   
    	een kar somtijds in opene kisten na	   
    	de kuilen vervoerd daar de vilder gewoon	   
    	is zijn paarden en beesten te begraven.	   
    125	Onlangs vond men nog vijf dooden	   
    	Engelschen in een mestbak en	   
    	een op 't hoofd in een secreet geworpen.	   
    	In alle deze akelige omstandigheden hoorde	   
    	men niets als van roof en plundering van	   
    130	onze geloovs en bondgenoten ten platten	   
    	lande om maar één proef hier van te 	   
    	geven, zal hun handelwijs op een gedeelte	   
    	der reisroute van Utrecht op hier kortelijk	   
    	vermelden. Van Ampsen te Voorthuisen	   
    135	geheel uitgeplundert en 't huis ten gronde 	   
    	toe verbrand, te Milligen het zelvde. Het	   
    	Loo uitgeplundert, de kostbaarste tapijten	   
    	dienden tot dekkleeden der paarden die	   
    	hier passeerden. Appeldoorn , 't Zwaantje	   
    140	't Wezevelt en meer andere woningen	   
    	ledig gerooft ,'t plaatsje van de nu	   
    	oud burg[e]m[eester] Heselenberg Kolkhov ge-	   
    	naamt, uitgeplundert en verbrand. Voorts	   
    	hebben de meeste hieromheen liggende 	   
    145	dorpen het zelvde bitter tot ten deele	   
    	moeten ondergaan als Wilpe , Voorst, Terwolde	   
    	                                                                  Vaassen	   
    	                                                     blz. 7	   
    		   
    	Vaassen, Nieuwbroek, enz. Uit dit alles is	   
    	ligt te begrijpen, dat ons Deventer met	   
    	inkwartiering als overstroomd wierd. Verschei-	   
    150	den dagen hadden wij meer dan 6000 man	   
    	Engelschen binnen onze muuren en hoe	   
    	dikwers zagen wij de menigte runderen	   
    	en schaapen, onze arme boeren ontstolen,	   
    	door hunne gevloekte roofzieken benden,	   
    155	door deze stad voor hun heen drijven. Ja	   
    	het menschelijk hart ijst als men de 	   
    	gruwelen hoort door hun gepleegt aan	   
    	de koele lugt in een boere wooning niet	   
    	ver van Campen gelegen. Na dese braven	   
    160	landsman met de zijnen nevens zijn	   
    	aanzienlijk aantal vee en paarden in	   
    	een nabij gelegen schaapshok opgeslo-	   
    	ten te hebben stak men het rondsom	   
    	in vlammen. Den bouwman trachtede	   
    165	de woedende pijnen en stikkende damp	   
    	te ontkomen. Men wierp hem terug en	   
    	deed hem met al 't zijnen op de jam-	   
    	merlijkste wijzen omkomen en verteren.	   
    	Ik kan nog mag niet verbergen dat mij 	   
    170	in deze kommervolle dagen zomtijds de	   
    	moed ontzonk en met mijne medeburge-	   
    	ren de bitterste tranen deed storten over	   
    	het rampzalig lot onzer landgenooten	   
    		   
    	                                                 blz. 8	   
    		   
    	Mijn huis kreeg nu mede zijn beurt van in-	   
    175	kwartiering en moest nevens zoortgelijke	   
    	in een stal verandert worden. Mijn	   
    	billet was voor een commissaris generaal	   
    	van den koning van Engeland Brook Wat-	   
    	son genaamt met zijn geheele gevolg,	   
    180	bestaande in dezelvs secretaris, ordon-	   
    	nance en vrouw die voor kok ageerde, kamer-	   
    	dienaar, taalmeester, rij en lijvknegts.	   
    	Hijzelve was een 70jarige grijsaart met	   
    	één houte been, oud admiraal nu 	   
    185	Pair van Engeland. Een groot heer,	   
    	dog tevens een zeer wellevend en goed-	   
    	hartig man. Wij recipieeerden hem	   
    	in statie. Zeer gracieus waren zijn gezeg-	   
    	dens bij zijn arrivement en het gedrag	   
    190	van hem en de zijnen ten mijnen huize	   
    	roemenswaardig. Hij ontfing mijn kin-	   
    	deren die aan hem presenteerde met	   
    	eene innemende vriendelijkheid en	   
    	deed mij onder anderen nog een notabel	   
    195	plaisir. Een Hessische officier namelijk	   
    	niet ver van mijn buitengoed De Weelen	   
    	in een herberg geinkwartierd zijnde	   
    	liet mij op een gebiedende toon weten [dat]	   
    	ik mijn buitenhuis voor hem moest in	   
    200	ordre brengen om hem en de zijnen	   
    	                                                  te	   
    		   
    	                                                 blz. 9	   
    		   
    	te logeren en het nodige voor een goede	   
    	tafel te verzorgen. Ik gaf datelijk van	   
    	dit voorval kennis aan mijnen ouden	   
    	krijgsman die mij ried mijn koetsier	   
    205	te paard na dien Hes te zenden	   
    	en uit zijnen naam hem waarschuwen	   
    	van terug te blijven, mij verders voor	   
    	alles reponderende. Dit had het gewenscht	   
    	gevolg. Hebbende voorts [van] geene Hes vernomen.	   
    210	Intusschen had die inkwartiering vreese-	   
    	lijke inconvenienten. Mijn huis was een	   
    	stal gelijk. Nagt en dag kwamen er lieden	   
    	van allerlei staaten rang om den ouden	   
    	generaal te spreken. Het af en aankomen	   
    215	van expresses was onophoudelijk. Zijn ge-	   
    	volg kookten en braden in onze voorkamer.	   
    	Het vuilste logement kon in vergelijking	   
    	van die kamers zindelijk genoemd worden.	   
    	Hij zelvs met zijn secretaris aten in het	   
    220	wijnhuis. De wagens en paarden tot 	   
    	zijn bagage behorende waren gerangeerd	   
    	van mijn huis tot halvweg den Brink,	   
    	moetende die arme dieren bijna veertien	   
    	dagen dat die inkwartiering duurde.	   
    225	nagt en dag op straat verblijven. Met	   
    	aandoening nam hij van ons afscheid speci-	   
    	aal van mijnen kinderen en verreisde	   
    	na het Hanoverschen. In alle deze treurige	   
    		   
    	                                                 blz. 10	   
    		   
    	lotgevallen gebeurde mij twee anecdotes de	   
    230	moeite wel waardig hier in te voegen zijn-	   
    	de echter van zeer verschillende aart. De	   
    	eerste was dat mij, met een menigte	   
    	anderen de nieuwsgierigheid na de IJssel-	   
    	kant dreev om aldaar de continueele	   
    235	beweging der vreemde militairen en	   
    	het afsnijden en aankomen hunnen wa-	   
    	gens te zien. Eensklaps kwamen er zo een overhaaste	   
    	vlugt op de lange brug van rijtuigen	   
    	paarden en menschen stadwaarts aan	   
    240	als [ik] immer gezien heb. Zelvs onze Holland-	   
    	sche soldaten kwamen blootshoofds aan-	   
    	snellen kruipende in de wagt. Hiervan	   
    	geen begrip kunnende maken, te meer	   
    	nog daar de vrees op een ieders aangezigt	   
    245	als geschildert stond, deed mij aan een	   
    	hijgende mij voorbij rennende en nog	   
    	fraai met oranje versierde schipper	   
    	in de haast vragen: wat is er dog te doen?	   
    	Die mij met een zwaare vloek toeduwde	   
    250	G......e daar heb je de Carmagnolen. Deze 	   
    	langsvolle retraite wierd veroorzaakt door	   
    	een wagenknegt op de Worp camperende die	   
    	een wagen met gevangen en gekwetste	   
    	Franschen had zien aankomen en door	   
    255	zijn geroep "daar komen de Franschen aan"	   
    	dit alarm, mogelijk om een grap te hebben,	   
    	maakte.	   
    	                                                              Die	   
    		   
    	                                                 blz. 11	   
    		   
    	Die andere was van vrij treurigen aart. Het	   
    260	kleine Cockje, mij zedert den gedenkwaar-	   
    	digen jaar 1787  op alle mogelijke wijze	   
    	gemijd hebbende kwam nu als weleer bijna	   
    	dag aan dag familier inlopen en alle ge-	   
    	ruchten en nieuwstijdingen aanbrengen. Op	   
    265	een morgen komt hij invliegen in grooten	   
    	haast, mij vragende of [hij] zijn	   
    	paarden op mijn stal mogt zetten er bij	   
    	voegende: Ik krijg zo aanstonds een geheele	   
    	partij vlugtelingen van Utrecht met hun-	   
    270	ne rijtuigen. Ik heb geen plaats meer.	   
    	't Welk [ik] dat ventje direct accordeerde.	   
    	Den volgenden dag kreeg ik drie boeren	   
    	uit Welzum, bij mij als zeer braave en 	   
    	weldenkende lieden bekend, mij bidden-	   
    275	de en smekende om hunne paarden voor	   
    	de roofzuchtige klaauwen der Engelschen	   
    	te bergen. De achting welke om voormelte	   
    	reden die eerlijke landlieden toedroeg	   
    280	deed mij zulks datelijk toestaan, waarop	   
    	dienzelven middag een getal van 27 der	   
    	schoonste jonge paarden onder escorte van	   
    	onze Hollandsche cavallerie in mijn	   
    	stal arriveerden. Dan het roekeloose Cockje	   
    285	loopt weinigen dagen hierna gearmt met	   
    	een brutaale Engelsche Officier in mijn	   
    	stal en passant mij toeroepende ik wil	   
    		   
    	                                                blz. 12	   
    		   
    	ik wil mijn paarden verkopen. Den Engelsch-	   
    	man zo een een aantal fraaije paarden bij el-	   
    290	kanderen ziende gaf zijne groote verwon-	   
    	dering te kennen en bleef niet in ge-	   
    	breeke omdat aan zijne hier zijnde	   
    	generaals en andere officieren te ver-	   
    	halen. Mijn vrees voor de onberaden stap	   
    295	van Cock was niet ongegrond want	   
    	weinig uuren daarna eischten mij drie	   
    	Engelsche hoofofficieren te spreken	   
    	die mij uit naam van hun generaal	   
    	Abercombrie cathegoriek afvriegen of	   
    300	mij al die paarden toebehoorden, hoe ik	   
    	er aan kwam enz. Waarop [ik] hun na waarheid	   
    	het geval verhaalde en hun tevens mijn	   
    	paarden aanwees. Hierop vertrokken zij	   
    	met een zeer stuurs gelaat mij niet	   
    305	verwaardigende te groeten. 's Avonds ver-	   
    	scheen er [om] circa ses uuren een Engelsche	   
    	commissaris mij nors waarschuwende:	   
    	Ik geen één paard van mijn stal zou 	   
    	hebben te laten gaan mij anders voor	   
    310	mij of 't mijne niet kunnende re-	   
    	ponderen. Dat hij alle de paarden uit	   
    	genomen de mijne en die van Cock,	   
    	die reeds met drie woorden verkogt wa-	   
    	ren, in requisitie stelde. Ik liet daarop	   
    315	datelijk de knegts van de bovengenoemde	   
    	boeren uit hun logement halen om met	   
    	                                                       die	   
    		   
    	                                                blz. 13	   
    		   
    	die commissaire die vrij goed Hollandsch	   
    	sprak hierover nader te handelen. Waaruit	   
    	dan volgde dat nog dien zelven avond	   
    320	voorn[oemde] boeren door hunne knegts hier	   
    	gebragd wierden en om half elf uuren	   
    	ten mijnen huizen arriveerden, schreien-	   
    	de over deze onaangenaame gebeurtenis,	   
    	hun door de onvergeeflijke onvoorzigtig-	   
    325	heid van Cock berokkend, tegelijk zeer	   
    	wel begrijpende hun paarden nu	   
    	zo goed als gestolen waren. Na allen	   
    	aangewende vlijt en moeite is het	   
    	echter zo verre gebragt dat die braave	   
    330	landlieden hun paarden in verkoop aan- 	   
    	boden en met veel onaangenaamheden	   
    	130 g[u]ld[en] voor 't stuk ontfingen. Met aan-	   
    	 doening zag hun voor mijn stal staan	   
    	toen hun gelievde beesten door het,	   
    335	het Engelsche plunderrot weggesleept	   
    	wierden.	   
    	Van dag tot dag nu vermeerderde de	   
    	aankomst en doormarsch der Engelsche	   
    	troupes zo dat men genoodzaakt wierd	   
    340	de kerken te openen. De Groote en	   
    	Berg waren weldra in paardestallen 	   
    	herschapen en de Fransche wierd een	   
    	victualien magazijn. De zakken met be-	   
    	schuit bedekten zelvs den hemel der 	   
    345	predikstoel. Weldra begon men in	   
    	                                                 de	   
    		   
    	                                               blz. 14	   
    		   
    	de eerstgenoemden de gestoellens en	   
    	banken af te breken en tegen de pilaren	   
    	de  schroomlijkste vuuren te stoken. Men	   
    	schoot de glasen in stukken om den	   
    350	dikken zwalm er te doen uittrekken.	   
    	In weinige dagen waren, ofschoon het	   
    	menigvuldige aangebragte hout, de voorsch[reven].	   
    	godsdienstige gestichten geheel geruineerd,	   
    	ons gewezen magistraatsgestoelte ver-	   
    355	brijseld en verbrand geen choorhek. Geen	   
    	predikstoelen waren er meer te vinden. De	   
    	graven wierden geopend. Men verbrande	   
    	de kisten. Heb zelven onderscheiden bekke-	   
    	nelen in de Groote Kerk zien liggen.	   
    360	In de Bergkerk ging het niet beter de	   
    	arme kas wierd er los gebroken en de bekers	   
    	en schotels, tot het Avondmaal gebruikt	   
    	wordende, vertrapt. In beide vond men een meenig-	   
    	te doode paarden . Het scheen voor Enge-	   
    365	lands krijgsbenden bewaard te zijn om	   
    	als geloovs en bontgenoten van onze republiek	   
    	gruwelen uit te richten, die naauwelijks	   
    	door de barbaarste volkeren zouden zijn	   
    	gepleegd geworden. Met de uiterste aan-	   
    370	doening beschouwde [ik] een en ander dan	   
    	al te zeer bewogen verliet [ik] weldra deze wel-	   
    	eer tot Gods eer gestichte gebouwen dan nu tot uitoefening	   
    	van geweld des duivels door Oranjes hulp-	   
    	benden gebrachte hooles.  Voorts men bespeurde	   
    	                                                              in	   
    		   
    	                                              blz. 15	   
    		   
    375	in deese stad een algemeene treurigheid	   
    	geen publique en weinig particuliere	   
    	gezelschappen wierden er meer gehouden.	   
    	Intussen kwam de onaangenaame in-	   
    	kwartiering mij mede kwellen. Een En-	   
    380	gelsch Capitein van de Kon. Guarde met	   
    	zijn bediende en paarden kreeg [ik] te logeren,	   
    	een jong vrij wel opgevoed man Heurrai	   
    	genaamd en ter zelver avond zijner komst	   
    	een gantsche troup Hanoversche soldaten	   
    385	en wijven welk in 't eerst schrikverwek-	   
    	kend geval geval zig dus toedroeg. Voor eenige	   
    	momenten mij aan 't huis van een mijner goe-	   
    	de vrienden bevindende wierd mij door mijn	   
    	knegt bericht dat eenigen Hanoveranen	   
    390	met geweld en met uitgetogen zabels mijn	   
    	deur indrongen. Ik ijlde aanstonds der-	   
    	waarts om dien boel zo veel doenlijk op te 	   
    	redderen tot mijn groote verwondering trof	   
    	ik in die lieden niet aan den woesten krijgs-	   
    395	man maar den smekenden reisiger bidddenden om maar	   
    	op eene bos stroo te mogen overnagten, door	   
    	de menigte aangekomen militairen geen	   
    	kwartier kunnende krijgen. Ik accodeerde	   
    	hun dit met hun bijhebbend geselschap	   
    400	bestaande in één hunner waswijven, drie	   
    	gevlugte Velpse boerinnen en 6 Hanoversche	   
    	soldaten. Dit zoodje logeerde t[e]zamen in	   
    	mijn voorkamer en vertrokken den volgenden	   
    	morgen allenskens. Nu retineerden zig den	   
    		   
    	                                              blz. 16	   
    		   
    405	de onderscheiden troupes na de kant van	   
    	het Twenthe en lieten ons in de welgegron-	   
    	de vrees voor de arriene guarde. Deze avan-	   
    	geerde dan ook eindelijks tot voor onze	   
    	stad aan de overkant van den Ijssel de	   
    410	grootste gruwelen aan richtende en	   
    	meestal bestaande uit Engelsche Dra-	   
    	gonders en hunne Hussaren van Hompro..	   
    	Dan tot ons groot geluk was hier eenigen	   
    	dagen te bovenen van Zutphen binnen	   
    415	gemarcheerd een regiment Hessische	   
    	infanterie 3000 man sterk, wel bang voor	   
    	de Franschen blijkens zij een schildwagt	   
    	op de omgang van onzen grooten toren	   
    	plaatsten dog anders geschikte lieden.	   
    420	Hun generaal zorgde dat er een sterke 	   
    	wagt aan de IJsselkant was om het in -	   
    	dringen in deze stad te beletten. In-	   
    	tusschen steeg de woede aan de overzijde	   
    	in top. Alles plunderde en roofde men,	   
    425	stak de capitale herberg de Nieuwe  Stroo-	   
    	kap genaamd, even over de lange brug	   
    	gelegen, in volle vlam, welk huis ook	   
    	tot den grond toe verteerd is. Hune voor-	   
    	posten zetteden zij voor op de brug op	   
    430	dat niemand ter blussing der brand zoude	   
    	kunnen toeschieten of beletten dat	   
    	zij in hunne gruwelen voortvoeren. Eeni-	   
    	gen hunne hadden de stoutheid om in geringe	   
    	                                                            getal	   
    		   
    	                                              blz. 17	   
    		   
    	getal de brug over te komen en een herberg	   
    435	bij de wagt in een ogenblik te plundereren.	   
    	Nimmer was ons Deventer in grooter cris-	   
    	sis dan dien gedugten morgen. Dan, God	   
    	verhoede het gevaar, de Hessen dreven	   
    	deze laatste geweldenaars en brandstich-	   
    440	ters buiten om de stad heen en de Berg-	   
    	poort uit alwaar zij verder gevlugt zijnde	   
    	hunne godloze handelwijs bleven voord-	   
    	zetten. Weinig dagen na deze schok	   
    	vertrokken ook de Hessen. Ziedaar 	   
    445	onse stad bijna geheel van militairen 	   
    	ontbloot, blijvende eenige weinige	   
    	Hollandsche cavalleristen en soldaten hier liggen	   
    	alle gevangenen van de Franschen. Som-	   
    	ber en akelig was deze tijd. Bijna niemand	   
    450	verscheen op de straat, een dodelijke	   
    	stilte heerschte overal. Men mistrouw-	   
    	de elkander meer dan ooit en een	   
    	ieder verlangde na een beter lot dat	   
    	ook welhaast opdaagde. Echter wist men	   
    455	om deze tijd bijna niets van de nadere	   
    	aankomst der Franschen. Alle post routes	   
    	waren gestremd en bijna alle correspon-	   
    	dentie afgebroken. Onze burgerijen bleev	   
    	intusschen niet onledig met een plan	   
    460	tot een op handen zijnde revolutie te	   
    	maken en zig de nodige wapenen aan	   
    	te schaffen. Dog alles in de uiterste stilte	   
    		   
    	                                              blz. 18	   
    		   
    	en zonder weten van iemand buiten hun. Tot-	   
    	dat eindelijk den vroegen maandag mor-	   
    465	gen den 2 februari  1795 deze doodsche	   
    	stilte afbrak. Ik wierd dan met meer	   
    	anderen van onze partij verwittigde	   
    	om gewapend aan het koffijhuis van Siebers	   
    	agter de Waag te verschijnen, bleef niet lan-	   
    470	ge in gebreke en kwam met meer an-	   
    	dere met de Fransche nationale cocarde	   
    	voorzien op de straat, waartoe den jon-	   
    	gen Heiligers reeds het sein gegeven 	   
    	had, rijdende met dezelve versierd	   
    475	door de voornaamste wijken dezer stad.	   
    	Intussen marcheerde een goed aan-	   
    	tal welgezinde burgers tot voor gezeide	   
    	koffijhuis waarbij zig voegden onder	   
    	scheiden braave jongelieden te paard	   
    480	in Hussaren uniformen. Eenige weini-	   
    	ge ogenblikken hierna begaf zig het 	   
    	Committé Revolutionair, na alvorens	   
    	vergadering van Raad en Gemeente	   
    	verzogt te hebben, ten stadhuize	   
    485	en liet door den burger H. van Marle	   
    	weleer predikant te Delft in de	   
    	Raadkamer het hier ingeslotene onder	   
    	No 1, de vergadering der regenten, in	   
    	1787 op het kussen geraakt, voorlezen,	   
    490	die vervolgens met schaamte het stadhuis	   
    	                                                 afdropen	   
    		   
    	                                             blz. 19	   
    		   
    	afdropen welke dan ook zonder dat	   
    	hun of iemand van hun partij in het	   
    	minste of geringste nog met woorden	   
    495	nog met daden eenige beledediging hoe	   
    	ook genaamd is aangedaan na hunne	   
    	huizen konden terug keren. Geheel	   
    	anders dus als mij en mijne mede	   
    	regenten op den beruchte don-	   
    500	derdag den 20 september van den	   
    	jaare 1787 wedervoer, toen wij door	   
    	een opgeruid gepeupel eerst van 	   
    	onze kussens met publiek geweld	   
    	gejaagd wierden en even met be-	   
    505	houd van ons leven in onze wonin-	   
    	gen, onder het gestadig vloeken 	   
    	en schelden als gedreven wierden	   
    	en naderhand aan de verregaandste	   
    	insultes ja plundering en ruine-	   
    510	ring van onze bezittingen dag aan	   
    	dag ongestraft blood gesteld waren.	   
    	Dan laat ik liever het gordijn voor	   
    	dit schandtoneel laten vallen en	   
    	de bewerkers er van aan hun nu	   
    515	knagend gewissen overlaten en mijn 	   
    	relaas vervolgen. Na dat dan het	   
    	stadhuis van de zig noemende "wel	   
    	edele hoog achtbaare heeren" met	   
    	                                          dezelven	   
    		   
    	                                            blz. 20	   
    		   
    520	dezelven ministers en het corps van	   
    	de gezwoorne gemeente verlaten was,	   
    	wierd de nationale vlag van het 	   
    	balcon van 't raadhuis uitgestoken	   
    	en het Committe Revolutionair ver-	   
    525	scheen aldaar gelijktijdig. Waarop den	   
    	burger van Marle het stuk onder	   
    	No 2 aan een verbazende toegevloei-	   
    	de menigte voorlas, 't welk met	   
    	een algemeen "hoeze[e] vivat de vrijheid "	   
    530	beantwoord wierd, zettende de ge-	   
    	wapende burgerij hunne hoeden	   
    	boven op de bajonetten hunner ge-	   
    	weren. Even hierna kwamen de nieuwaange-	   
    	stelde representanten op voorn[oemd] balcon	   
    535	en na des den jongen commandant Hei-	   
    	ligers welker installatie onder No 3 te 	   
    	vinden is. Het vreugde gejuich wierd ver-	   
    	scheiden reisen herhaalt onder het gesta-	   
    	dig spelen der klokken. Alles liep dus met	   
    540	alle mogelijke bedaardheid in 20 verzen	   
    	ten einde zonder hulp der Franschen	   
    	troupes waarvan nog niets vernomen wierd.	   
    	Dan den volgenden dingsdagmorgen	   
    	kwamen eensklaps meer dan 300 Fransche	   
    545	Hussaren in vollen ren en onder het gejuich	   
    	van honderden menschen de lange brug over 	   
    	                                                           en	   
    		   
    	                                            blz. 21	   
    		   
    	wel in de drie poorten aan de Ijsselkant ge-	   
    	lijktijdig inrukken. Een gedeelte er van ver-	   
    	namen hier [dat] een troep Keizerlijken te 	   
    550	Gorssel tussschen Zutphen en hier aan het 	   
    	plunderen waren. Vlogen er "en galoppe" met	   
    	één stuk kanon na toe, hen aanstonds op	   
    	de vlugt jagende. Zie daar nu ons aloude	   
    	Deventer voor het eerst zedert deszelvs	   
    555	stichting in Fransche handen, na meer	   
    	dan hondert jaren geen buitenlandschen	   
    	vijand binnen haar muuren gezien te heb-	   
    	ben. Dan laat ik de Franschen niet met	   
    	den hatelijken naam van vijanden noemen	   
    560	daar zij ons aanstonds de hand van vriend	   
    	en broederschap toereikten en niet handel-	   
    	den als de Pruisschen in den gedenk-	   
    	waardigen jaare 1787 die onder den schoon-	   
    	schijnenden naam van de rust te komen	   
    565	herstellen, de onrust en slavernij met	   
    	alle geweld aanbragten.	   
    	Thans billetteerden men nu de vrije	   
    	Franschen bij de burgerije en ten mij-	   
    	ner huize den jeugdigen generaal Regner	   
    570	met zijn aide de camp, beste lieden [die] twee dagen	   
    	na de komst der Hussaren arriveerden en	   
    	twee regimenten Fransche infanterie met	   
    	een fraaie bende musikanten aan 't hoofd.	   
    	Men begon nu mede te denken om den boom	   
    575	den vrijheid alhier te planten, 't welk op	   
    		   
    	                                            blz. 22	   
    		   
    	donderdag den 5 feb[ruari] bepaalt wierd. In	   
    	den agtermiddag, welk met de navolgen-	   
    	de statie verricht wierd. De nieuw aan-	   
    580	gestelde gewapende burgerije van het	   
    	kerkhov voor het stadhuis naar den	   
    	Brink gemarcheerd zijnde, volgde een	   
    	halv uur daarna de trein in dezer voege:	   
    	1. Het corps jonge burgers te paard in 	   
    585	Hussaren uniform.	   
    	2. De vier nieuw aangestelde bodens dra-	   
    	gende de roeden van Justitie.	   
    	3. De oudste dochter van den burger	   
    	representant Cost, hebbende in de 	   
    590	eene hand een speer waarop een roode	   
    	Jacobijne muts en in de andere hand	   
    	een driecouleurige driehoek ten	   
    	zinnebeelde van vrijheid en gelijkheid.	   
    	4. De municipaliteit of burgerre-	   
    595	presentanten met hunne drie	   
    	aangestelde nieuwe secretarissen	   
    	Cramer, G.J. Jacobs en N.J. Jordens.	   
    	5. Een capitale bende Franschen mu-	   
    	ziekanten.	   
    600	6. De jongste dochter van Mevr[ouw] de	   
    	Wed[uwe] Jordens, dragende een groote	   
    	Jacobijne muts die op den vrijheid-	   
    	boom stond gezet te worden.	   
    	                                                      7	   
    		   
    	                                            blz. 23	   
    		   
    	7. De oudste dochter van den burger Weste-	   
    605	nink, dragende de nationale vlag.	   
    	8. Den ouden bevenden grijsaart Hensen	   
    	omringt door vier kindertjes die	   
    	gebroken ketenen in hunne handjes	   
    	droegen, ten bewijze der nu geëindigde	   
    610	slavernijen. Welke ketenen in de kuil	   
    	daar de vrijheidsboom in stond opge-	   
    	richt te worden geworpen wierden.	   
    	9. Een reij van meer dan hondert jonge	   
    	meisjes van allerlei staat en rang in	   
    615	't wit gekleed met nationale cocarden	   
    	en linten versierd tusschen hun	   
    	houdende een girlande die om den boom	   
    	stond gevlogten te worden.	   
    	10. Een detachement Fransche Hussaren.	   
    620	Deeze trein op den Brink gekomen zijnde	   
    	wierd de vrijheidsboom statig opgewerkt en	   
    	vastgezet onder een superbe musiek en	   
    	onder het gestadig gejuich van de zamen-	   
    	gevloeide menigte. Vervolgens wierd den	   
    625	gewonen rondedans om dese boom verricht	   
    	en een korte aanspraak door den secretaris	   
    	G.J. Jacobson aan den alhier commanderen-	   
    	den Franschen officier gedaan. Vervolgens	   
    	ging de trein wederom terug na het stad-	   
    630	huis alwaar door de jonge meisjes den	   
    	dans in de groote zaal gerepeteerd wierd en	   
    		   
    	                                           blz. 24	   
    		   
    	en verder alles in de beste ordre ten einde liep.	   
    	Korte tijd hierna gaven de alhier in	   
    	garnisoen zijnde Fransche officieren	   
    	een festijn en bal op het stadhuis	   
    635	dat meede vrolijk en vriendelijk tot in	   
    	den morgen voortduurde. Door het 	   
    	spoedig vertrek der troupes wierd men	   
    	buiten staat gesteld om van onze kant	   
    	soortgelijke fête wederom te geven.	   
    640	Ik zoude hier nog kunnen bijvoegen een 	   
    	journal van de telkens af en aankomen-	   
    	de Franschen alsmeede van de verdere	   
    	billettering ten mijne huize dan dit	   
    	zoude te seer in het eentonige vallen en 	   
    645	dus vervelen. Alleen zegge nog dat [ik] op	   
    	mijn buitengoederen ter gelegentheid	   
    	der continuaale inkwartiering geen	   
    	aanmerkelijke schaade geleden heb als	   
    	alleen aan de allee langs de Zutphensche	   
    650	weg te Gorssel welke fraaje eiken-	   
    	bomen meest omgehakt zijn.	   
    		   
    	 
      
    

    <<< Terug <<<



    hdebie45.deds.nl/Genea