<----- Terug naar Mea Jarman - Eeftinck Schattenkerk

De verkenningsmissie, Party Lion, van Rob Hees (1901-1942)




Tekst uit een opstel door genealoog H. Hees Geschiedenis van vijf generaties Hees uit 2011 (blz 93-100) gemaakt in samenwerking met de zoon van R.T (Rob) Hees, Johan Theophile Hees. Rob was in 1942 als civiel ingenieur werkzaam bij openbare werken van Makassar Celebes.

Bij het uitbreken van de oorlog werd Rob als reserve 1ste Luitenant opgeroepen in militaire dienst. Na de capitulatie restte weinig anders meer dan het gaan voeren van een guerilla. Reeds in 1941 werden er pogingen gedaan om in Australië een Nederlandse Inlichtingendienst op te zetten. Aanvankelijk was dit de NEI section. Uiteindelijk leidde dat tot de NEFIS (Netherlands Forces Intelligence Service).

Hoewel Rob opgeroepen was voor militaire dienst, is het zover niet gekomen. Hij wilde geen krijgsgevangene worden en in overleg met het legercommando besloot hij naar Australië te gaan. Op 25 maart 1942 hadden Rob, sergeant Gerritsen en brigadier Verbraak van het KNIL, in Malili met veel moeite van de BB-controleur mr. J.T.K. Poll een 17 tons dieselvaartuig meegekregen. Rob rapporteerde dat de betrokken ambtenaren van het Binnenlands Bestuur bevreesd waren voor represailles van de Japanners. Uiteindelijk kon luitenant Gerritsen Poll hen misleiden met het voorwendsel dat hij KNIL-deserteurs naar Makassar moest verschepen. Met zeven inheemse bemanningsleden arriveerden de drie op 4 april in Port Darwin. Rob rapporteerde: aan de loyaliteit van het merendeel van de bevolking in een eventuele guerilla-oorlog behoeft volgens mij niet te worden getwijfeld (rapport Rob, Melbourne, 19-04-1942, SMG 8/25). Per 1 mei was Rob door het hoofdkwartier der Nederlandse strijdkrachten in Melbourne alsnog benoemd tot reserve 1e luitenant der genie.

Op 9 juni 1942 ontving men in Darwin een bericht op van eerste luitenant J.A. de Jong, die met 150 man geweigerd had zich over te geven en in de omgeving van het Posomeer (Centraal Celebes) een guerrilla begonnen was. De aanwezigheid van verzet leek een goede gelegenheid voor het opbouwen van een inlichtingennet. Daartoe werden zogenaamde "parties" gevormd. Kleine groepjes die per parachute, onderzeeër of met een gewone boot vanuit Australië met een draagbare radiozender naar de archipel terugkeerden om inlichtingen in te winnen of sabotagewerk te doen. Degene die hiermee belast was, was de luitenant ter zee eerste klasse J.J. Quéré, die overigens uitsluitend met vrijwilligers wilde werken. Hij sprak met alle vrijwilligers en benadrukte het gevaar van de opdracht.

De eerste Nederlands-Indonesische party vanuit Australië, party Lion, bestond uit Rob, die de leiding had vanwege zijn grondige kennis van Midden Celebes, de KNIL-telegrafist 1e klas Bernard Belloni en de zeemilicien Hans Brandon. Hoewel Belloni wat Indisch bloed had werd voor vertrek van de party leden het haar zwart geverfd en de huid donker gemaakt. De party kreeg als opdracht om inlichtingen te verwerven in de Zuid-Oostpoot van Celebes in het bijzonder in de omgeving van het grote vliegveld bij Kendari. Als nevenopdracht werd toegevoegd om contact te zoeken met de guerillagroep van luitenant de Jong bij Kolondale. De groep kreeg allerlei soorten porselein mee, zodat ze tegen de Japanners konden zeggen dat ze dat verkochten op de verschillende eilanden. Aanvankelijk was het de bedoeling om per onderzeeboot te naar Poelau Wowoni op Midden-Celebes te vertrekken en vandaar in etappes Kendari te benaderen, maar doordat de onderzeeboot voor reparatie in Sydney lag ging dat niet door. De keus viel op de prauw Samoa, een 14 meter lange tweemaster, die door windkracht of een motor kon worden aangedreven en die klaar lag in de haven van Darwin.

De ploeg vertrok op woensdag 24 juni 1942, een tocht van 1700 km door een vijandelijk gebied waarin de Japanners het absolute lucht- en zeeoverwicht hadden, met een zeskoppige Indonesische bemanning waarvan de betrouwbaarheid niet zeker was. Rob ging met zijn mannen aan land in het noorden van de Golf van Bone bij Wotoe. Op 11 juli 1942 ontving Australië zwakke radiosignalen van Lion. De inhoud van het bericht kon niet worden ontcijferd. Na deze datum vernam men in Australië niets meer van de party.

Na de landing bij Wotoe maakte Rob contact met Madoesa, een van zijn vroegere mandoers (opzichters). Hij vroeg Madoesa hem te helpen aan een vervoermiddel naar Poso, waar hij de Jong en van Dalen hoopte aan te treffen. Madoesa werd bang en lichtte de bestuursassistent van Wotoe in, die op zijn beurt de Japanners op de hoogte bracht. Party Lion bemerkte dat ze verraden was en verliet haastig Wotoe. De samoa voer vervolgens langs de oostkust van Zuid-Celebes in de richting van Kolondale, waar men, gezien de acties van de Jong, betere kansen hoopte te hebben. De prauw ging een paar kilometer zuid van Kolondale voor anker. Een deel van de Indonesische bemanning vroeg toestemming om op Kolondale te mogen fourageren, hetgeen door Rob werd toegestaan. De fourageurs keerden niet meer terug. Ondertussen had Lion ook contact gemaakt met een zekere Aboebakar, die aanbood een bericht naar de guerillero’s te brengen Deze contactman liet eveneens niets meer van zich horen. Aboebakar dan wel het verdwenen deel van de bemanning gaven de aanwezigheid van Lion aan de Japanners door. Op 12 of 13 juli vielen de Japanners hen aan, maar ze wisten hen met machinegeweervuur van zich af te houden, tot ze met een kanonneerboot terugkwamen.en ze genoodzaakt waren zich over te geven. De ploeg werd gevangen genomen, naar Menado gebracht, daar door de Kempeitai (militaire politie) verhoord en gemarteld en op begin september werden Rob, Brandon en Belloni naar het krijgsgevangenkamp te Makassar overgebracht.

Voordat Rob en de twee anderen echter in de cel werd opgeborgen had hij de nacht vrij door het kamp kunnen lopen en had hij zijn ervaringen kunnen doorgeven aan o.m. ir. Bakhoven van Verkeer en Waterstaat, zijn chef en aan controleur BB Poll (de man van wie ze de boot hadden ontfutseld). De volgende dag werden ze in cellen opgesloten. Omdat Rob ziek was, mocht officier van gezondheid H.J.B.J. Lubbers naar de cel en hoorde ook zijn verhaal Op 14 september 1942 werden Rob, Belloni en Brandon, samen met drie militairen die een vluchtpoging hadden gewaagd, in het openbaar onthoofd. De stoffelijke resten werden op 8 mei 1945 overgebracht naar het kerkhof Kairosi te Makassar. Later zijn ze begraven op het Nederlands ereveld Ancol te Jakarta.

Bij Koninklijk Besluit van 1 april 1947 is aan Rob postuum de Bronzen Leeuw toegekend.





Uit Mars et Historia 15de jaargang nr 5 blz 139, september/oktober 1981.
De gelijknamige vereniging is een platform voor uitdragen en uitwisselen van kennis over de militaire geschiedenis, in het bijzonder die van Nederland en de (voormalige) overzeese gebiedsdelen.

De uitzending van de inlichtingenploeg Lion, bestaande uit reserve eerste luitenant ir. R.T. Hees met de matrozen B. Belloni en J.A. Brandon. Hees, een waterstaatsingenieur uit centraal Celebes, was na de capitulatie naar Australië ontsnapt. Belloni en Brandon behoorden tot het militiepersoneel van de Koninklijke Marine. De party-Lion vertrok op 24 juni 1942 uit Australië met het motorvaartuig Samoa. De hoofdopdracht luidde, het verzamelen van inlichtingen over centraal Celebes. Als nevenopdracht moest contact met De Jong worden gezocht. Waarom men op deze wijze personeel en materieel verspilde aan een op het moment totaal onbelangrijk eiland als Celebes, valt moeilijk te rechtvaardigen. Echter, Nederlanders met ervaring op inlichtingengebied waren in Australië nauwelijks te vinden en het eerste jaar van de Nederlandse inlichtingendiensten in Australië kenmerkte zich niet door nationale of internationale samenwerking. Het kostte de Nederlandse regering moeite zich te realiseren dat het koninkrijk niets meer voorstelde. Men wou in Australië de schijn van belangrijkheid ophouden en overal aan meedoen.

Hees ging aan land bij Wotoe aan de Golf van Bone. Op elf juli ontving Australië zwakke radiosignalen van de ploeg, daarna hoorde men niets meer. Na de oorlog bleek dat Hees de omgeving van Wotoe overhaast moest verlaten wegens vijandigheid van de bevolking. De Somao voer vervolgens om de zuidpunt van Celebes in de richting van Kolonodale. Na op een tien kilometer ten zuiden van deze plaats voor anker te zijn gegaan, vond men een zekere Aboebakar bereid om een bericht naar De Jong over te brengen. Aboebakar bleek een verrader, hij lichtte de Japanners in over de aanwezigheid van Hees. De per Urania aangevoerde vijand nam de party op 12 juli (mogelijk 13 juli) gevangen. De leden van de ploeg werden naar Makassar gebracht en daar op 14 augustus 1942 onthoofd. Luitenant Hees werd postuum onderscheiden met de Bronzen Leeuw.




Rob Hees en vele lotgenoten werd in een bredere context herdacht op 14 augustus 2012 op een internet blog door Jan Sommers
javapost.nl/2012/08/14/herdenking-indie/



Nefis-III

Alle uit Indië uitgeweken krijgsmachteenheden in het Verre Oosten kwamen onder commando van Admiraal Helfrich als Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten (BSO). Dat commando betekende weinig meer dan een administratieve functie vanwege de grote afstand en de communicatieproblemen tussen zijn hoofdkwartier in Colombo en de stationering van het grootste deel van de Nederlandse strijd­krachten in Australië.
In Melbourne was de Marine- en Leger Inlichtingendienst gevestigd, al snel - vanwege de samenwerking met de bondgenoten - omgedoopt in Netherlands Forces Intelligence Service (Nefis). De Nefis had tot taak alle informatie te verzamelen die van nut kon zijn in de strijd tegen Japan, waaronder ook, en met name, informatie over de actuele situatie in het bezette Nederlands-Indië. De dienst was ingedeeld in drie afdelingen, waarbij Nefis-III tot taak had zogenaamde parties uit te zenden: spioneringsoperaties waarbij militairen met duikboten naar het bezette gebied werden gevaren en later weer werden opgepikt. Althans, dat was de bedoeling.

Problemen

Het inlichtingenwerk moest van de grond af worden opgebouwd. De mensen moesten worden opgeleid, maar er waren geen opleiders. Voor transport was aanvankelijk slechts een oude (1924) onderzeeboot beschikbaar, de KXII, die vaak in reparatie lag. Men had zich binnen de NEFIS ook enorm verkeken op de nieuwe situatie in de bezette gebieden. Het Japanse bamboegordijn was effectief, van de situatie in Indië waren alleen flarden bekend via Japanse radio-uitzendingen. De Japanners maakten veel gebruik van het oplevende nationalistische sentiment onder de Indonesische bevolking, die veelal pro-Japans was.

De gevolgen van dit alles waren vrij desastreus. Bijna alles wat bij Nefis-III fout kon gaan, is ook fout gegaan. Verreweg de meeste parties waren een mislukking. De uitgezonden militairen werden verraden en door de Japanners omgebracht. In het boek van J.J.Nortier, Acties in de archipel, is een gedetailleerd overzicht te vinden van de Nefis-III operaties in de Indische archipel. Uit dit boek heb ik wat gegevens verzameld over enkele van die operaties (parties), afgesloten met een lijst van geëxecuteerde deelnemers. Executies meestal in de vorm van een onthoofding volgens een bizar Samoerai-ritueel.

Party Lion

In juni 1942 werd in Darwin een radiobericht opgevangen van eerste luitenant De Jong die in centraal Celebes een guerrilla was begonnen. Hij vroeg om hulp en deelde mee zich in een uiterst precaire situatie te bevinden. Een Liberator uit Australië wierp voorraden uit in een gebied ten zuiden van Kolonodale waar men vermoedde dat De Jong daar opereerde. Die voorraden hebben de guerrillastrijders nooit bereikt. De groep werd gevangen genomen, de luitenants De Jong en Van Dalen werden met een tiental medestrijders geëxecuteerd.
Er werd een party samengesteld bestaande uit reserve-eerste luitenant R.T.Hees, telegrafist eerste klas B.Belloni en zeemilicien J.A.Brandon. Hun opdracht was het verzamelen van inlichtingen over Midden-Celebes en het zoeken van contact met de groep van De Jong. De KXII was in reparatie, de groep verliet op 24 juni 1942 met de prauw Samoa uit Darwin. Een tocht van 1700 km door vijandelijk gebied met een gehuurde logger met een Indonesische bemanning waarvan de betrouwbaarheid niet zeker was. Op 11 juli werden in Australië zwakke radiosignalen van Lion opgevangen, daarna niets meer. Na de oorlog bleek dat de party op diverse plaatsen in Zuid-Celebes aan land was geweest. Een deel van de bemanning van de prauw verdween, de party werd door hen en enkele contactpersonen verraden. Op 14 september werden Hees, Belloni en Brandon, samen met drie andere militairen in het openbaar onthoofd.

Parties Tiger I en Tiger II

De opdracht bestond uit twee parties naar de zuidkust van Oost-Java. Op 21 november 1942 begon de reis met de KXII, op 27 november werd in de Serangbaai de party Tiger II afgezet. De afgesproken lichtsignalen werden niet waargenomen, op 30 november verliet de K XII het gebied. Daarop werd in de Prigibaai party Tiger I afgezet. Ook van deze party werden geen signalen ontvangen. Op 2 december voer de K XII terug naar de Serangbaai om te proberen alsnog contact met Tiger II te krijgen, tevergeefs. Op 6 december vertrok de K XII weer uit de Serangbaai en kwam op 16 december weer in Freemantle aan. Op 6 februari 1943 heeft de KXII in de Serangbaai volgens de gemaakte afspraak geprobeerd contact met Tiger II te maken. Met de seinlamp werd inderdaad contact gemaakt, maar direct gevolgd door onbetrouwbare woorden, waarna het contact werd verbroken. Nog dezelfde dag is de KXII uit de Serangbaai vertrokken.
Over beide parties is weinig bekend geworden. Van Tiger I werden nog enkele telegrammen ontvangen met een verdachte inhoud. Twee leden zijn gesignaleerd in de Boeboetangevangenis in Soerabaja. Vermoedelijk zijn de leden verraden door een mantri-politie, ondanks zwijggeld. De hele ploeg is in Batavia terechtgesteld. Van Tiger II werd de commandant in Blitar door pastoor Bonekamp het ziekenhuis binnengesmokkeld. Deze onderduikpoging werd verraden door een Chinese arts. De pastoor werd tot 15 jaar gevangenisstraf veroordeeld, alle leden van de party werden tussen juni en november 1944 geëxecuteerd.

Party Flounder

Deze party kreeg de opdracht op Ceram een spionagecentrum te organiseren om inlichtingen te verzamelen over de Zuid-Molukken. Het personeel, voor het merendeel afkomstig uit de Molukken, kreeg een opleiding die maar weinig voorstelde. Flounder vertrok op 18 december 1942 met de Amerikaanse onderzeeboot Searaven uit Freemantle. De groep kwam op 28 december aan op de aangewezen plaats in de Elpapoetihbaai aan de zuidkust van Ceram, ten noordoosten van het eiland Saparoea. Vanwege het grote aantal huizen was dit geen geschikte landingsplaats. Op 30 december werd op een meer geschikt punt aan land gegaan. Van deze party werd verder niets meer vernomen. Ook een later uitgezonden Amerikaanse onderzeeboot kon geen verbinding met deze party krijgen. Uit latere rapportages bleek dat de partyleden in groepjes waren gevangen genomen en in Ambon onthoofd.

In Hollandia hadden de Japanners hun belangrijkste logistieke basis opgebouwd. Drie vliegvelden bij het Sentanimeer en een vierde bij Tami, buiten de actieradius van de geallieerde luchtmacht. Dit gebied werd in 1944 onderdeel van het offensief van MacArthur langs de noordkust van Nieuw-Guinea en de Noord-Molukken. Vier nieuwe Nieuw-Guinea-parties werden ingezet voor dit grote offensief. De opzet van de inlichtingenoperatie was in Australisch Nieuw-Guinea een basiskamp in te richten vanwaar de inlichtingenploegen hun werk konden doen.

Party Whiting

De party kreeg slechts luchttransport tot Bena Bena op honderden kilometers van het operatiegebied. Van hieruit vertrokken zij op 21 januari 1943 voor hun lange tocht door Nieuw-Guinea. Na een voetmars van 825 km en een tocht van 360 km langs rivieren arriveerden zij op 10 juni in Lumi ten zuidwesten van Aitape. 25 km verder, in Woma werd een basiskamp ingericht. Van hieruit trok de party op 15 september 1943 de grens over voor de eigenlijke opdracht. Een patrouille liep bij Nemo, een kampong nabij Hollandia, in een hinderlaag waarbij Staverman sneuvelde. Pattiwael kon naar het bivak ontsnappen. De groep trachtte terug te keren naar Woma, maar werd op 19 oktober door de bevolking gevangen genomen en aan de Japanners in Aitape uitgeleverd. Pattiwael en Raharing werden op 24 oktober gefusilleerd, Sifflet werd in het openbaar onthoofd. Naderhand werden in Hollandia foto´s van de executie gevonden.

Het zijn slechts enkele voorbeelden. De taak op deze manier weer alles uit te schrijven is pijnlijk. Ik wil dan ook volstaan met de vermelding van de slachtoffers van deze dienst.

Geëxecuteerde partyleden van Nefis-III:

Lion (Zuid-Celebes: Wotoe, Poso, Kolonodale)
Reserve eerste luitenant ir. R.T. Hees
Telegrafist 1e klas (KM) B. Belloni
Zeemilicien J.A. Brandon

Tiger I (Oost-Java: Prigibaai)
Luitenant ter zee 2e klas W. Bergsma
Matroos 1e klas J. Tapilatoe
Marinetelegrafist Soetarno

Tiger II (Oost-Java: Serangbaai)
Luitenant ter zee 3e klas B. Brocx
Sergeant Raden Wirjomihardjo Iswahjoedi
Matroos 1e klas Sadimoen

Flounder (Ceram: Elpapoetibaai)
Luitenant ter zee 2e klas H.P. Nijgh
Sergeant Malauw
Korporaal Hetharia
Soldaat 1e klas Pattiwael
Soldaat 1e klas Pangariboen
Fuseliers Rering, Laratmasehen en Matratan

Tiger III (Oost-Java: Tapenbaai)
Sergeant ARO D. Lapod

Tiger IV (Oost-Java: Pangpangbaai)
Korporaal Raden Mas Soejitno

Tiger V (Oost-Java: Pangpangbaai)
Matroos 2e klas Oentoeng

Tiger VI (Oost-Java: Pangpangbaai)
Korporaal Sri Nojo Papilaja

Walnut I (Aroe-eilanden)
Majoor C.R. Sheldon (Australië)

Walnut II (Aroe-eilanden)
Reserve eerste luitenant N.P. Monsted (Denemarken)
Sergeant J.A. Blok
Telegrafist Plumridge (Australië)
Sergeant J.H. Dahlberg (Australië)
G.W. Mitchell (Brits-Indië)
Prauwbemanning: Clements en Christoffel Tifents, Simon Paitkain, Achmed Leksailaisa en Salmon Farsin

Whiting (Nieuw-Guinea: Hollandia)
Sergeant ARO H.M. Staverman
Sergeant L.G. Sifflet (Australië)
Korporaals Raharing en Pattiwael

Apricot (Noord-Celebes: Djiko Dodapbaai)
Sergeant (KM) Manoppo

Goldfish I (Soembawa)
Onderluitenant H.J. de Haas
Sergeant Soeprapto

Potato (Kemirian)
Sergeant H. Brouwer
Sergeant J.H.M. Arroo
Sergeant J.M.R. van der Bijl

Op 15 augustus, is het bij de Nationale Indiëherdenking even stil om je eigen gedachten ruimte te geven. Denken we dan ook aan de hierboven genoemde slachtoffers?

Bronnen
J.J. Nortier, Acties in de archipel. Franeker: Uitgeverij T. Wever 1985.
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 11b, Nederlands-Indië II, ´s-Gravenhage: Staatsuitgeverij 1985, pag. 450-451.
L. de Jong, idem, 11c, Nederlands-Indië III,


Meer over Rob Hees via de links pagina.

<<< Terug <<<



Behoort bij de genealogische homepage van Henk de Bie: hdebie45.deds.nl/Genea